587
21 JUNI 1973
hoord -- dat bij het college het streven naar verbetering van het tech
nisch onderwijs duidelijk op de voorgrond staat. Voorts zie ik de ten
dens -- ook de heer Kramer heeft daarop gewezen -- het technisch on
derwijs overdag te gaan geven; deze tendens moet worden bevorderd.
Voor zover er nog avondonderwijs nodig is zou die behoefte eigenlijk
langzamerhand moeten worden overwonnen. Ten aanzien van het be
drijfsleven zullen dan uiteraard bepaalde maatregelen moeten worden
genomen. Mij bepalend tot het debat van vanavond merk ik op dat het
college er oprecht mee bezig is te trachten het technisch onderwijs te
verbeteren. In die zin kan ik het voorstel steunen en moet ik de motie
van de heer Van Os afwijzen.
De VOORZITTER: Ik zal proberen de vragenstellers te beantwoorden
maar eerst wil ik een opmerking in het algemeen maken. Het proces
van verandering en vernieuwing gaat altijd met moeilijkheden gepaard.
Indien men van een bestaande situatie naar een nieuwe situatie toe wil
zal men altijd moeilijkheden ondervinden. Bij ons was en is het nog de
bedoeling de onderwijssituatie te verbeteren op de dagschool; ook voor
degenen die reeds in het arbeidsproces zijn betrokken moet de onderwijs
situatie worden verbeterd. Wij menen oprecht dat de koppeling die in het
verleden plaatsvond niet de vernieuwing tot stand kan brengen die wij van
harte wensen. Wij willen er met alle kracht naar streven dat deze ver
nieuwing wordt bereikt. Ik meen dat dit element in de discussie wat on
der de tafel is geraakt; de bijfactoren hebben onevenredig sterk de aan
dacht gekregen.
De sprekers op de voet volgend, zal ik eerst de heer Van Os beant
woorden die spreekt over de leeftijden. Hij heeft het staatje waarop de
leeftijden staan vermeld van degenen die een avondcursus bij de g. t. a.
volgen nu voor zich, naar ik aanneem. Uit mijn hoofd citerend meen
ik dat de oudste leerling daar 37 jaar is. Op de streekschool, die thans
nog geen vervolgcursussen kent, is de oudste leerling 35 jaar. Kenne
lijk zijn daar ook voor oudere leerlingen mogelijkheden. De heer Van
Os spreekt over de enquête onder de cursisten van het huidige avondon
derwijs op de g„ t. a. Dat zou dan ook een eenzijdige enquête zijn. Er
moet een enquête worden gehouden onder degenen die deze cursussen
willen gaan volgen, hetzij op de avonden hetzij op de zaterdag. Die
enquête zou een totaal beeld kunnen geven; deze enquête zullen wij
ook houden. Men voert aan dat het feit dat deze cursussen op de ande
re scholen 's avonds niet meer worden gegeven een reden zou zijn dat
in Breda wél te doen. Ik dacht dat dat verkeerd zou zijn. Men zou de
situatie kunnen krijgen dat de avondcursussen, verbonden aan een dag
school veel langer zouden blijven bestaan. Uit onderwijskundig oog
punt en vanuit de totale ontwikkeling bezien is dat niet de meest logi
sche en meest gewenste opbouw. Daardoor zouden wij blijven hinken
op twee gedachten.
De heer VAN OS: Wij hebben het toch over een avondschool?
De VOORZITTER: Inderdaad. Ik heb de indruk dat u mij minder
goed begrijpt dan ik u begrijp.
U stelt dat de ontwikkeling niet moet gaan ten koste van degenen
die een avondcursus willen volgen. Als er een bijzondere situatie aan
wezig zou zijn waarin een groep die groot genoeg is om een cursus voor
te organiseren niet op de zaterdagmorgen maar wel op de avond kan
wordt deze cursus 's avonds gegeven. Als de avondcursussen aan de g. t. a.