603
21 JUNI 1973
rauwelijks tegen iedere gang van zaken moet worden "ingedramd".
Ik meen dan ook te moeten stellen dat dit hier zeker niet is ge
beurd. Wij hebben vele malen in kleiner verband onze zorg uitge
sproken, vragen gesteld of van onze ergernis blijk gegeven als men
zich schijnbaar niets van de fundamentele kritiek aantrok. Ik be
hoef u slechts te herinneren aan het bezoek dat wij naar ik meen
in het voorjaar van 1972 aan het schap hebben gebracht. Daarbij
waren de leden van de toenmalige commissie voor financiën aan
wezig. Ook verwijs ik naar de verslagen van de vele afdelings
vergaderingen van financiën en van het besprokene in deze raad.
Ik zou hier wel een bloemlezing van kunnen verschaffen. Er was
sprake van een kritisch geluid van mensen van verschillende poli
tieke oriëntatie; op dit punt dachten zij eenstemmig.
Ter bekorting van de tijd die ik nodig heb om aan mijn op
vattingen terzake uiting te geven wil ik mij voornamelijk beperken
tot een tweetal facetten, te weten het ontslag van de directeur en
de verantwoording die afgevaardigden van deze raad in het schap
dragen. Uitgaande van de informatie waarover ik thans beschik
acht ik het ontslag van de directeur en de wijze waarop deze af
vloeiing plaatsvond symptomatisch voor de gang van zaken. Hier
moet een man die ongeveer twee jaar in functie is, zijn carrière
beëindigen. Volgens onze informaties is men reeds gedurende vele
maanden bezig met de afvloeiingsregeling. Ik vraag mij af hoe dat
komt. Had deze man de zaak financieel-administratief niet in de
hand? U heeft toch zelf gezegd dat er een financieel deskundige is?
De heer van Os heeft echter gezegd dat ook deze binnenkort gaat
vertrekken. Waarschijnlijk was hij niet de man die moest ver
dwijnen omdat hij de zaak niet financieel-administratief in de hand
had. Geheel los van zijn uiteindelijke verantwoordelijkheid, ook op
dit punt, kan dit toch niet de reden zijn voor de beëindiging van
zijn dienstbetrekking. Die deskundige was er toch? Er moet aan ook
een andere reden zijn geweest. Die reden moet te vinden zijn in het
vlak van de gehele gang van zaken in het schap. Was de aanpak
niet zakelijk genoeg? Was er toch reden voor bezorgdheid in deze
raad gedurende de periode van ons deelgenootschap? Bij ons werd de
indruk gewekt dat wij geen schap maar een schaap met vijf poten
wensten. De indruk bestond ook dat de directeur "het goed deed".
De financiële verantwoording doet mij namelijk veronderstellen dat
het honorarium van de directeur sinds zijn aanstelling meer dan
trendmatig is verhoogd. Hiervan uitgaande zou men toch kunnen
denken dat er midden in de roos was geschoten. Met betrekking
tot de salariëring rijst bij mij de vraag of het oorspronkelijk sala
ris destijds, gelet op de onmogelijke aan wel moeilijke inpasbaar
heid in de ambtelijke salarisschaal van Zevenbergen, de gebruikelijke
goedkeuring van het rijk heeft gekregen. Gevraagd zou kunnen wor
den of de methode van afvloeiing wel de meest juiste en meest ge
wenste is. Is het bedrag wel reëel? De secretaris van de Arka al
thans heeft hierover volgens de krant zijn twijfels. Hoewel hier
sprake is van een voldongen feit vraag i k mij met de heer Crul
af in hoeverre van ongeschiktheid is gebleken. Dat zou namelijk
mede de afvloeiingsregeling hebben moeten bepalen. Het bestuur
van het schap is samengesteld uit bestuurders op provinciaal en
gemeentelijk niveau. Het zou mij dan ook niet onwaarschijnlijk voor
komen indien het organisatiebureau van de Vereniging voor Neder
landse Gemeenten zou zijn ingeschakeld. Een dergelijk bureau zou