609
21 JUNI 1973
Ik ben niet in staat ten aanzien van de ontwikkeling van de
werkgelegenheid een oordeel te geven; evenmin kan ik aangeven
of de werkgelegenheid door de nieuwe vestiging van Namaskor
toeneemt. Desgewenst ben ik gaarne bereid daar nadere informatie
over te verstrekken.
Indien men spreekt over de invloed op de andere industrie
terreinen stelt men het vraagstuk van de coördinatie aan de orde
die volgens de heer Crul tussen de hogere overheden zou moeten
plaatsvinden. Op dit moment bestaat een dergelijke coördinatie
nog niet. De industrieterreinen van Breda, van Etten, van Dongen
en van Moerdijk worden niet op elkaar afgestemd; er is geen sprake
van een totale beleidsvoering. De heer Crul betreurt dat. Ik kan
op dit moment niet beoordelen of dit vraagstuk in overleg met de ho
gere overheden en het bestuur van het schap opgelost kan worden
op een wijze die realiseerbaar is. De heer Crul sprak ook over de
scheiding in de directie. Er was één directeur aanwezig die leiding
gaf aan een apparaat dat was ingedeeld in drie sectoren, te weten
de technische afdeling, de financiële afdeling en de afdeling al
gemene zaken in welke laatste afdeling de juridische aspecten wer
den behandeld. De organisatorische opbouw kent deze scheiding
wel. De directeur functioneert daarboven als leider en coördinator
van het geheel dat aanwezig is. Bij een meervoudige directie zou
wellicht een scheiding van taken kunnen worden toegepast.
De heer van Banning heeft voorts nog vragen gesteld over een
onderwerp waarop ik niet kan ingaan. Over detailvragen over de
ontwikkeling en over het functioneren van de directeur kan ik u niet
volledig informeren. Mijn opvatting dat wij een verantwoord besluit
genomen hebben wordt door het volgende gesteund. Natuurlijk zijn
verschillende oplossingen overwogen. Het bestuur dat uit verschil
lende mensen is samengesteld is unaniem tot dezelfde oplossing
gekomen. Uiteraard heeft dat zowel links als rechts enige voeten
in de aarde gehad. Men vraagt of het ontslag van de directeur
ook te maken heeft met andere delen van de organisatie en met
het bestuur en dergelijke. Alles heeft met elkaar te maken. Het is
moeilijk alles precies op een rijtje te zetten. Ik kan mij voorstel
len dat zowel het bestuur, de organisatie als de directie in die fase
van de ontwikkeling met de problematiek te maken hebben gehad. In
dien al die sectoren iets anders gefunctioneerd zouden hebben zou de
situatie op dit moment er misschien iets anders hebben uitgezien. Sinds
juli van het vorig jaar is Breda in het schap vertegenwoordigd. De
raad heeft daar een erfenis zonder boedelbeschrijving aanvaard en
heeft derhalve de situatie daar aanvaard zoals deze zich voordeed.
Op dat moment en ook thans nog is het niet mogelijk voor degenen
die in het schap zitting hebben alle oorzaken te analyseren.
De heer Crul vroeg of er nog wat broeit. Er broeit verschrik
kelijk veel. Ik weet niet wat daar uit komt. Wij bevinden ons
zeker nog niet in de eindfase en wij kunnen nog niet zeggen dat
alles op een rijtje staat en dat alles duidelijk en inzichtelijk is
voor iedereen. Al zou dat het geval zijn, toch zouden wij nog verschil
lende factoren niet in de hand hebben. De heer Crul heeft gesproken
over de situatie van vertegenwoordigers in soortgelijke instellingen.
Hij koppelde die niet uitsluitend aan de gemeenschappelijke regeling
van het industrie- en havenschap Moerdijk. Ook de heer van Banning
sprak over de kwestie van het afleggen van verantwoording en het
stellen van regels daarvoor. Hij zegt dat de greep op de situatie