613
21 JUNI 1973
op de hoogte zult houden van de beslissingen en van de zienswijze
van het college met betrekking tot dit punt.
Het ontslag van de directeur is een voldongen feit. U heeft
kunnen aanvoelen dat het slecht is gevallen. Ik heb een aantal
vragen gesteld die u niet kunt beantwoorden. Mogelijk kunt u
die vragen nog eens opnieuw bekijken en het antwoord daarop
verwerken in het antwoord op mijn schriftelijke vragen van 1 juni
jongstleden. Het is weinig zinvol op dit ogenblik nog dieper op
deze kwestie in te gaan.
De heer CRUL-. Ik zou toch nog over een paar punten willen
praten. Onze vertegenwoordiging in het schap kan uit hetgeen in
deze vergadering wordt besproken haar ideeën vormen en in de
vergaderingen van het schap naar voren brengen. Ik ben blij dat
er besprekingen over deelneming door het rijk zullen plaatsvinden.
Hoewel u geen datum kunt noemen is er toch enige zekerheid
en dat was op 1 mei jongstleden niet het geval. Als die gesprek
ken worden gehouden zullen punten als deelneming door het rijk
of wellicht overname door het rijk aan de orde komen; ook is het
mogelijk dat gekozen wordt voor generlei vorm van deelneming.
U heeft vanavond keihard gezegd dat wij feitelijk niets te vertel
len hebben, dat wij alleen maar de kwestie kunnen bespreken en
dat u hetgeen wordt gezegd al dan niet kunt meenemen. Wij zijn
echter voor een zesde of een zevende deel financieel verantwoordelijk
voor de resultaten van het schap. Er zijn dus nogal wat consequenties
aan verbonden. De ontwikkeling zou derhalve wel moeten gaan in de
richting van overneming door het rijk. Wij hebben nu niets te ver
tellen en ook dan zullen wij niets te vertellen hebben. Misschien
kan er toch een regeling worden getroffen -- zoals ook bij de
tweede nationale luchthaven het geval is -- waarbij adviserend kan
worden opgetreden. Dat lijkt mij een betere verhouding dan nu om
dat men dan weet waar men aan toe is.
Het is een teleurstelling voor mij te moeten vernemen dat er
op geen enkele wijze coördinerend wordt opgetreden ten aanzien van
de industrieterreinen. Nu er met het rijk een gesprek zal plaats
vinden zou ook hieraan aandacht moeten worden besteed; het is
een belangrijk punt. Er is nog een ander belangrijk punt dat ik
aan de orde heb gesteld -- ik meen dat ook de heer van Banning
daarover heeft gesproken, misschien niet vanavond maar dan wel
in voorgaande vergaderingen -- waar u niet op bent ingegaan. Het
betreft hier de vraag of ae verdere inrichting van de industrie
terreinen -- 40% daarvan is reeds voltooid maar 60% moet nog
worden gerealiseerd -- niet kan worden getemporiseerd en kan
worden aangepast aan de behoeften die er op dit moment zijn.
Dat zou een belangrijke tegemoetkoming betekenen aan onze zorg
ten aanzien van de consequenties op dit terrein. Het zou goed zijn
hierover eens in het schap te praten.
Over de directeur merk ik het volgende op. U zegt dat wij toen
wij op 1 juli 1972 zijn gaan deelnemen heel veel hebben aangetrof
fen waar wij wel een beetje van hebben opgekeken, maar dat het
nu eenmaal de erfenis was die wij hebben meegekregen. Volgens
u was dit de beste oplossing. Uit uw woorden heb ik wel begrepen
dat u in feite naar andere oplossingen -- zoals ook de heer van
Banning bedoelt -- niet zo ernstig hebt gezocht. Blijkbaar was er
voor deze directeur geen andere plaats, ook niet op een ander niveau,