61 18 JANUARI 1973 lijk niet in de eerste plaats voor verantwoordelijk is. Ik heb echter wel het gevoel dat, daarin ben ik het met deze sprekers eens, bij de uitvoe ring van dit besluit niet de spoed is betracht die wij hadden mogen ver wachten. De ijskast is misschien een wat erg koud woord in dit verband, maar ik meen wel te mogen concluderen dat het besluit, voorzover wij dat in dit gebied kennen, niet merkbaar ten uitvoer is gelegd. Vervolgens kom ik aan de vraag waar wij op dit moment aan toe zijn in Breda, de regio en West-Brabant, Ik zou mijn betoog op dit punt willen toespitsen op de invloed die moet worden uitgeoefend in de ad viescommissie tweede nationale luchthaven. Ik neem aan dat men be kend is met de samenstelling daarvan, de stukken hebben ter inzage ge legen, Ik ben van oordeel dat de zaken langs twee kanten moeten wor den aangepakt. Wat dat betreft zie ik ook 'heel duidelijk uitspraken in de beide moties die zijn ingediend. In de eerste plaats zullen wij er bij gedeputeerde staten en met name bij gedeputeerde Brox, die hiervoor de eerst verantwoordelijke is, op moeten aandringen dat de studies, voorzo ver die nog niet op gang zijn - natuurlijk is er wel iets gedaan door de planologische dienst en andere instellingen in de provincie - met kracht worden bevorderd. De laatste contacten die ik nog zeer onlangs met de provincie heb gehad wijzen ook in die richting. Dit zal moeten gebeu ren, al was het alleen maar om vanuit de provincie en de regio in de adviescommissie de nodige inbreng te kunnen leveren. Ik heb de gede puteerde gevraagd de rapporten die hierover op dit moment verschijnen ook in het gebied ter discussie te stellen, omd"at daar de deskundigheid in de eerste plaats gestalte moet krijgen. De gedeputeerde heeft daar mee ingestemd. Een tweede zaak waarvoor in dit verband speciale aandacht moet worden gevraagd, is de wijze waarop provinciale staten, gedeputeerde staten en in het bijzonder ook het gebied - daar zitten wij voor - in spraak kunnen hebben. Ik heb gedeputeerde staten namens ons college gezWoren dat de adviezen die door het provinciaal bestuur worden uit gebracht in de adviescommissie, waaruit tenslotte begin 1974 een be slissing door de regering kan worden genomen, alleen maar voldoende gestalte kunnen krijgen wanneer het gebied zelf daar voldoende bij is betrokken. Die toezegging hebben wij en dat betekent dat de gedepu teerde die een stem heeft in de commissie - wij zitten daar zelf met in - op gezette tijden overleg zal plegen met de vertegenwoordigers van het gebied over de rapporten, over de deskundigheid die daarin is inge bracht en over de invloed daarvan. Verschillende sprekers hebben gesteld dat dit zou kunnen gebeuren door het Contactorgaan West-Brabant, waarin men op bestuurlijk niveau tot samenwerking tracht te komen. Ik kan mij daarmee wel verenigen, zoals ik het ook eens ben met de opmerking van mevrouw Van Nes dat een en ander niet in de bestuurskanalën mag blij ven steken. Daartoe worden ook al maatregelen genomen, want dit is zeker niet de bedoeling. De afspraak met de gedeputeerde gaat zo ver, dat naast het Contactorgaan West-Brabant ook andere organisaties daar bij worden betrokken, met name de Kamers van Koophandel, maar ook andere groepen in West-Brabant die iets te zeggen hebben over deze kwestie. Als het even kan moet dat wel deskundig zijn, maar ik ben het eens met degenen die zeggen dat die deskundigheid moet worden overgedragen. Om kort te gaan, ik ben van mening dat een ieder in deze maatschappij en in dit land over een dergelijke zaak iets mag zeggen en ik ben er van overtuigd dat gedeputeerde staten die weg ook zullen volgen. Dit blijkt ook wel uit punt 2 van hun besluit. Dit zijn dus de toezeggingen die wij hebben. Ik ben erg blij met de uitspraken die de raad vanavond heeft gedaan en met die uitspraken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 61