626 25 JUNI 1973 aanleiding van een schrijven van de werkgroep -- dat overigens zeer begrijpelijk is als zij een briefje krijgt met de mededeling dat de sub sidie wordt gestopt -- kan ik er wel begrip voor opbrengen dat men een beroep doet op de raad, maar ik moet zeggen dat ik toch overwegende bezwaren heb tegen de behandeling van een dergelijk voorstel wanneer ik niet voldoende op de hoogte ben van alle achtergronden. Het colle ge heeft echter gezegd dat het bereid is de motieven daarvoor te noe men en daarom informeer ik ook naar de achtergrond van deze gang van zaken. Mogelijk kunnen wij op die manier toch nog tot een oplos sing komen. De heer CRUL: Uit de publikaties die wij hebben gelezen en uit de informatie die wij rechtstreeks van degenen die hierbij zijn betrokken hebben ontvangen, hebben wij begrepen dat het college unaniem heeft besloten de experimenteerperiode niet te continueren. Dat is dus duide lijk een beslissing van het college en ik meen dat het van belang is dat op voorhand even vast te stellen. Wij hebben uiteraard in de fractie hierover geen overleg kunnen ple gen, maar natuurlijk hebben wij tijdens de schorsing wel even met el kaar gepraat. Niettemin is het moeilijk thans het fractiestandpunt weer te geven. Persoonlijk zou ik willen zeggen dat er met name op dit ge bied nogal wat experimenten zijn geweest in de stad, die bepaald niet allemaal een groot succes zijn geworden. Dit experiment heeft echter bewezen in een grote behoefte te voorzien. Ik meen dat wij daar duide lijk rekening mee moeten houden bij de beslissing die wij vanavond ne men, Als een experiment aanslaat, moeten wij er ook voor zorgen dat het kan doorgaan, zou ik op het eerste gezicht willen zeggen, waarbij ik vanzelfsprekend uw informatie afwacht. De adviezen van alle adviesraden waarover het college beschikt, wijzen duidelijk in de richting dat de experimenteerperiode moet wor den voortgezet. Er is van die kant een belangrijke bijdrage geleverd en ik meen dat wij daarmee rekening moeten houden bij onze besluitvor ming, Voor de rest willen wij de motieven van het college bij het ne men van dit besluit afwachten. De heer JANSEN: San Stefano is een sociaal-cultureel centrum voor de jeugd van 15-20 jaar. Het is een groep die in onze maatschappij ter discussie staat en waarvoor wij in Breda over weinig of geen voorzienin gen beschikken. Als men dan ziet dat het bezoek hier gemiddeld twee honderd man per avond bedraagt, waarvoor gemiddeld 2,50 moet wor den betaald -- de ene keer wat meer, de andere keer wat minder --, terwijl San Stefano in een halfjaar zesduizend bezoekers heeft gehad, meen ik te mogen constateren dat dit experiment zeer zeker een suc ces is. Daarbij wil ik nog aantekenen dat ik van de zijde van de poli tie heb vernomen dat er in al die tijd nooit ook maar één onregelma tigheid heeft plaatsgevonden. Door een meevaller krijgt de gemeente nu van de provincie ƒ.24.000,- terug voor de financiering van het J. A, C.geld dat dus in feite aan het jeugdwerk dient te worden besteed, maar dat nu ineens in de algemene pot is verdwenen. Vanaf mei heeft San Stefano geen subsidie meer ge had. Ook naar de maatstaven van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft San Stefano een hoog bezoekersaantal. Nu begint de vakantieperiode. Ik vind dat wij hier een zeer goede gelegenheid hebben om iets voor onze Bredase jeugd te doen. Het be vreemdt mij voorts ten zeerste dat de commissie voor jeugd, sport en recreatie niet in het besluit van het college is gekend. De commissie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 626