628
25 JUNI 1973
De heer VAN CAULIL: Ik heb de gegevens die wij van deze men
sen zelf hebben gekregen nog even nagelezen en nu vraag ik mij af of
ik het nu allemaal wel goed lees, want zoals ik al heb gezegd beschik
ik over te weinig informatie. De totale uitgaven --ik weet niet over
welke tijd, maar ik neem aan in de experimenteerperiode -- bedragen
40.350,--, De inkomsten bedroegen 21.000,--, zodat het tekort
edraagt;f. 18.903,--. Heeft deze zaak dan wel levensvatbaarheid, is
het geen doodgeboren kind? Als men 100% uitgeeft waar maar 50% in
komsten tegenover staan, dan ligt er geen zakelijk beleid aan ten grond
slag.
De heer JANSEN: Noemt u eens iets in de cultuursector dat wel ren
dabel is.'
De heer VAN CAULIL: Ik vraag alleen wat hier voor beleid wordt
gevoerd en of de mensen die daar zitten hun verantwoordelijkheid wel
kennen. Ik vraag mij af of er op deze basis verder moet worden gewerkt,
In de maanden mei en juni bijvoorbeeld is er een schuld van bijna ƒ.4.000,—
aan de B.U. M. A. en aan sociale lasten. Als men ons vraagt het werk op
deze wijze te continueren en ons daarvoor dan de rekening presenteert,
waar blijven wij dan straks? Misschien kan iemand mij aantonen dat dit
werk zo belangrijk is dat het meer mag kosten dan wij er op het ogenblik
aan uitgeven, maar ik kan niet zonder meer accepteren dat wij op deze
basis verdergaan.
De heer BROOIMANS: Het is een begroting.
De heer VAN CAULIL: Een begroting is een overzicht van uitgaven
en inkomsten, maar zoals het nu is hebben zij al schulden gemaakt op
de begroting van volgend jaar. Ik heb gelezen dat er schulden zijn aan
sociale lasten en aan B. U, M. A. -rechten. Mijn souffleur hier naast mij
kan dan wel zeggen dat het maar een begroting is, maar ik lees hier dat
er schulden zijn en volgens mij zijn dat de exacte cijfers. Op deze basis
valt het mij toch wel erg moeilijk en dat is de reden dat ik heb gevraagd
of dit nu per se vandaag moet worden behandeld. Misschien kan men mij
duidelijk maken dat ik er helemaal naast ben, maar wanneer ik mijn stem
tegen dit voorstel uitbreng, is dat zonder meer omdat ik over onvoldoende
gegevens beschik. Ik hoop dat het college mij nader kan informeren.
Wethouder MANS: Ik wil graag beginnen met vast te stellen dat San
Stefano en de mensen die bij San Stefano werken volledig het recht heb
ben in beroep te gaan bij de gemeenteraad tegen een beslissing van het
college.
Wat is er nu aan de hand? Op 18 november 1972 ging in Breda het
jongerencentrum San Stefano van start. Op grond van zijn bevoegdheid
heeft het college een startsubsidie van 1. 000, -- ter beschikking ge
steld, alsmede conform hoofdstuk C van de jeugdsubsidieregeling, die
kan worden uitgevoerd door de dienst, een subsidie in de kosten van huis
vesting, kadervorming en vakkrachten. In de periode die vlak achter ons
ligt, is er een verzoek bij ons binnengekomen, in eerste instantie bij de
jeugdadviesraad, om een extra bedrag van f18. 000, --. In eerste aan
leg heeft de jeugdadviesraad op dit verzoek negatief gereageerd op grond
van een aantal inhoudelijke overwegingen, die met name betrekking
hebben op de wijze waarop de zaak wordt gerund. De informatie hierover
heeft men gekregen in de brieven die men van San Stefano heeft ontvan
gen.