18 JANUARI 1973 zullen wij dan ook vanaf morgen op pad kunnen. Nog enkele opmerkingen. Ik meen dat het redelijk is dat de raad, zoals is gevraagd, zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld, samen met alle andere overlegorganen in het gewest, opnieuw met het dan beschikbare materiaal een poging te doen zich een oordeel te vor men over de vestiging van een tweede nationale luchthaven in dit gebied en zich daarover uit te spreken. Zodra dat materiaal er is, zodat die oor deelsvorming op gang kan komen, en men in de gelegenheid is materiaal in te brengen waardoor men tot een betere standpuntbepaling kan komen dan vanavond het geval is, want vanavond kan dat eenvoudig niet, zal de raad daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Die toezegging wil ik u graag doen, In de tweede plaats heb ik het gevoel dat de beide mo ties die bij ons op tafel zijn gelegd de bedoeling hebben - en daar ook uiting aan geven - datgene wat in de mededeling van burgemeester en wet houders staat nog eens extra aan te scherpen en te onderschrijven. Mijn eerste indruk is dat de beide moties elkaar ten dele overlappen, maar dat is op zichzelf niet zo'n bezwaar. Hoofdzaak is mijns inziens dat de raad, zoals in de moties wordt gesteld, de studies sterk wil bevorderen, waarbij niet de mogelijkheid wordt uitgesloten dat, zoals de heer Crul heeft opgemerkt, de luchthaven hier niet komt. Dat behoort ook tot de alternatieven van de regering op dit moment. Voorts dringt men er op aan provinciale staten en in het bijzonder gedeputeerde staten erop te wijzen dat bij die studies het gebied niet kan worden gemist. Verder wordt extra de nadruk gelegd op de inbreng vanuit het gebied. Deze opmerking is ook in de nota terug te vinden en ik hoop en verwacht dat u, na hetgeen ik hierover heb gezegd, inziet dat dit bepaald ook de be doeling is van het college van burgemeester en wethouders, voorzover dit invloed kan uitoefenen en voorzover het strookt met de werkwijze en de opvattingen van het college van gedeputeerde staten. Ik zeg u graag toe dat wij daar met alle kracht uitvoering aan zullen geven. Dit mag betekenen dat de nota met instemming zou kunnen wor den begroet door de raad. De beide moties kunnen daarbij worden ge voegd, waarna het hele verhaal aan de betrokken instanties kan worden doorgegeven. Dit is hetgeen ik erover wilde zeggen. De heer DEES: Ik ben niet helemaal tevreden met de wijze waarop u op de beide moties bent ingegaan. Dit geldt wel voor het punt van de inspraakprocedure, waarover in de motie behartigingswaardige dingen staan, maar dat is ook terug te vinden in het preadvies. Het is mij voor alsnog dan ook niet duidelijk waarom men zich positief tegenover beide moties zou moeten opstellen. Belangrijker is dat in de motie van het P.A.K. nog een andere zaak aan de orde wordt gesteld, namelijk dat naar de mening van het P.A.K. en D'66 de principiële vraag over de noodzaak van uitbreiding van het thans beschikbare "aantal luchthavens onvoldoende is beantwoord en dat die vraag opnieuw in studie moet worden genomen. Ik zou mij daar krachtig tegen willen verzetten en ik zou daarover ook graag het standpunt van het college willen vernemen. Het standpunt van de re gering is altijd geweest dat uitbreiding van de luchtvaartaccommodaties noodzakelijk is; dat is een standpunt dat toch al zeker een of twee jaar of langer op tafel ligt en dat noch in de rapporten, noch in provinciale staten, noch in het parlement ooit op overtuigende wijze is aangevoch ten. Het is immers moeilijk voor te stellen dat men, terwijl er zo hard en zo uitgebreid wordt gestudeerd op een definitieve vestigingsplaats

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 62