631 25 JUNI 1973 regels bestaan, maar ik neem aan dat er ook een spelregel bestaat vol gens welke wij aan een dergelijk bedrag weer een bestemming kunnen geven. Als wij toch al voor meer dan vier ton in de schuld zitten, maakt zo'n bedrag van 14. 000, -- naar mijn gevoel ook niet veel meer uit. Als de wethouder zegt dat het niet kan, vraag ik mij af of het dan wel verantwoord was meer dan vier ton uit te geven. Hoe is die schuld dan ontstaan? Nogmaals, dat is een argument dat mij niet aanspreekt. Wat mij wel aanspreekt is dat wij met deze 14. 000, -- een van de bijzon der weinige activiteiten in deze stad van een groep waarvan gelukkig ook het college zegt dat die goed werk doet, kunnen voortzetten. De jeugdadviesraad, de dienst van jeugd en sport -- dus de eigen ambtena ren van de wethouder -- en het jeugd- en jongerencentrum zeggen al lemaal, zelfs het college, dat het een goede zaak is. Laten wij die 14. 000, -- daar dan ook gewoon aan besteden. Het wil er bij mij niet in dat zoveel andere dingen wel kunnen, maar dat dit nu toevallig niet kan. Wat dat betreft spreken de argumenten van het college mij emotio neel niet aan; die spreken mij alleen formeel aan en dat doet mij niets. Ik zou dan ook graag willen overgaan tot stemming. De heer VAN BANNING: De financieel-technische aspecten die de wethouder naar voren heeft gebracht, spreken mij wel aan. De. wethou der deelt mee dat er aanvankelijk een startsubsidie is verleend van ƒ.1.000, plus, als ik het goed verstaan heb, een subsidie in de kosten van huisves ting, kadervorming en vakkrachten. Met andere woorden, dit zou boven die 1. 000, -- nog een al of niet gelimiteerde subsidie kunnen zijn. Ik heb geen antwoord gekregen op de vragen die ik in eerste instan tie heb gesteld. Zo heb ik gevraagd of de experimenteerperiode ten ein de was, of dat die normaliter nog een tijd zou hebben doorgelopen. Dit is temeer van belang omdat de. wethouder zelf heeft gezegd dat het werk van San Stefano ook door het college wordt gezien als een goede zaak. De heer JANSEN: Wij hebben het hier over 6000 jongeren in de leef tijd van 15-2.0 jaar, voor wie er in deze stad geen voorzieningen zijn en die bereid zijn voor de voorziening die zij nu hebben gemiddeld 2,50 per keer te betalen. Bovendien zijn er nooit onregelmatigheden voorge komen. Nu krijgen wij plotseling een bedrag van 24. 000, -- terug. De dienst adviseert dit geld, dat oorspronkelijk bestemd was voor het J.A.C., voor San Stefano te gebruiken, maar nu gaat het ineens weg. Ik stel mij voor dat de wethouder met zijn dienst overleg pleegt en als ik dan zoiets hoor vraag ik mij af of de wethouder wel achter zijn eigen ambtenaren staat. Immers, de jeugdadviesraad, het jeugd- en jongerencentrum en de dienst van jeugd en sport, waarvan wij wel mogen zeggen dat zij al lemaal deskundig zijn op hun gebied, hebben de wethouder geadviseerd het wel te doen. Zelf vind ik het ook een goed werk. Ik geloof dan ook dat wij, op gevaar af dat gedeputeerde staten het niet goedkeuren, toch moeten proberen dit door te zetten, temeer omdat de experimenteerpe riode loopt tot december 1973, als ik goed ben geïnformeerd. Tegen al deze achtergronden vind ik dat wij de verantwoordelijkheid moeten dur ven aanvaarden om deze zaak alsnog tot een goed einde te brengen. Ik zal de motie dan ook zeer zeker steunen. Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Wij hebben een experimentenpot. Kan de wethouder mij zeggen of die ook negatief is? Als dat niet het ge val is, is het dan niet mogelijk uit die pot 14. 000, -- te peuren voor dit bijzonder belangrijke werk?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 631