638 25 JUNI 1973 wij straks opnieuw m overleg treden met een aantal andere kandidaten, wier sollicitaties, om welke reden dan ook, te laat zijn binnengekomen en kandidaten die nu wel op de lijst staan eventueel zouden schrappen. Dat lijkt mij geen charmant gebaar in de richting van de mensen die wij nu hebben voorgesteld. Mevrouw PAULUSSEN: Het is evenmin charmant tegenover de men sen die nu niet zijn opgenomen. De heer VAN OS: Ik begrijp dat deze sollicitaties formeel op tijd zijn binnengekomen. Wanneer het dan aan de interne postverzorging te wijten is dat zij te laat op het bureau culturele zaken komen, vind ik dat zij onderdeel hadden moeten uitmaken van de beraadslagingen in de commissie voor culturele zaken. Het is, zoals mevrouw Paulussen zegt, inderdaad even onheus tegen deze mensen te zeggen dat zij niet mee mogen doen als dat het wijzigen van deze lijst zou zijn, maar ik heb het idee dat er dan toch wat onzorgvuldig wordt gehandeld. Wethouder MANS: Ik ontken niet dat de gang van zaken onjuist is geweest. Ik meen dat ik de raad op dit moment echter toch mag ver zoeken dit voorstel in beschouwing te nemen en tot stemming over te gaan, omdat er anders een onmogelijke situatie ontstaat tegenover ds kandidaten die wel zijn geselecteerd. De heer VAN OS: Is het niet mogelijk die andere namen aan de be staande lijst toe te voegen, of is in het voorstel het maximum aantal vermeld? Wethouder MANS: Dat is het maximum aantal. De heer QUADEKKER: Ik zou hier nog aan willen toevoegen dat de benoeming slechts geldt voor de tijd dat de raad nog zitting heeft, d, w. z. voor ongeveer een jaar. Dan moet er opnieuw een bestuurscommissie worden gekozen. Ik ben daarom van mening dat wij, willen wij kun nen doorwerken, het zo moeten doen. De heer SANDBERG; Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Quadekker, waarbij ik nog wil opmerken dat het nu wel zaak is dat het college uitgebreid zijn excuses aanbiedt aan de drie sollicitan ten die van hun kant wel zorg hebben gedragen voor een juiste gang van zaken, maar die door het gemeentebestuur op een of andere ma nier toch in diskrediet zijn gebracht. De heer VAN DUUL: Ik steun de gedachte van de heer Quadekker, maar met de heer Sandberg moet ik zeggen dat ik de onzorgvuldigheid die hier aan het licht komt toch wel betreur. De heer AMERICA: Ik heb hier bijzonder veel moeite mee. Ik kan niet met de redenering van de heer Quadekker meegaan, want het zou onbehoorlijk zijn die mensen over een jaar bij de nieuwe verkiezingen allemaal te ontslaan. Formeel moeten zij weliswaar opnieuw worden aekozen, maar normaal ligt het in de lijn der verwachting dat dan de zelfde mensen worden gekozen, want na een jaar kan men nog geen oordeel hebben. Het lijkt mij in deze situatie gewoon verstandig de klok terug te draaien en nog even op de huidige manier door te gaan. Wij zijn nu al meer dan een jaar met deze procedure bezig, nu kan het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 638