645 25 JUNI 1973 meenschappelijke regeling, al is het dikwijls geprobeerd, en daardoor is de situatie hier iets eenvoudiger. Naar onze mening is Proloog zon der meer afgeweken van zijn oorspronkelijke doelstelling. Door zich te indringend op te stellen, wordt Proloog niet door iedereen altijd gewaar deerd, integendeel. Ook onze fractie is niet geheel zonder bezwaren over de methoden van Proloog en wij voelen er dan ook niets voor recla me te maken voor Proloog. Wij vinden het afkeurenswaardig dit gezel schap aan te praten bij onderwijsinstellingen. Ook hier gelat dat alleen gewerkt moet worden op basis van behoeften. Geen of weinig behoefte wil zeggen dat het gezelschap simpelweg overbodig is, want de klant beslist zelf en op den duur zal dat wel blijken. Om een behoorlijk be staansrecht te verkrijgen en te behouden, zal Proloog mijns inziens spoedig zelf tot de conclusie moeten komen dat bijsturen van het hui dige systeem onontkoombaar is. Experimenteel toneel biedt meer mo gelijkheden dan wat nu wordt gebracht. Wij missen de positieve op voedkundige waarde. Deze verlenging van de subsidie meteen jaar mag dan nog wel van ons, maar wij blijven deze zaak zeer kritisch volgen. Tenslotte nog enkele opmerkingen. Het is duidelijk dat dit geen zaak van Brabant of van Breda alleen is. Wij gaan dan ook akkoord met de voorgestelde uitlooptijd, waardoor gelukkig geen vacuüm ontstaat. Tegen het instellen van een werkgroep hebben wij geen bezwaar, al vragen wij ons wel af of een vertegenwoordiging van de gezelschappen daarin een vlotte studie wel ten goede zal komen. Mocht de studie niet gereed zijn -•■ waarmee wij ernstig rekening houden dan moeten wij als raad desnoods in september 1974 zonder meer concrete gegevens tot een besluit trachten te komen. Anders gaan wij zeker volledig de mist in. Hoe de structuur ook mag worden, steeds zijn er enkele facetten die sterk op de voorgrond treden, zoals de behoeften peiling --al eerder ge noemd de doorlichting en de vergelijking met andere gezelschap pen. Wij bevelen dit nog eens gaarne aan bij de studie die komt en dan spreken wij het vertrouwen uit dat dit ook in de bezinningstijd volledig tot zijn recht zal komen. De heer SEVERENS: Namens de K. V. P. -fractie wil ik bijzonder graag ingaan op dit bijzonder belangrijke preadvies. De reden daartoe is drie ledig. In de allereerste plaats betreft dit het toekomstig cultuurbeleid, waarbij een aantal mogelijkheden voor de toekomst wordt vastgelegd. Verder heeft het aannemen van dit preadvies vergaande financiële ge volgen voor het cultuurbeleid van onze stad. In de derde plaats is het ook van belang omdat daarom deze consequenties bijzonder goed moe ten worden overwogen. Alvorens in te gaan op de inhoud van het preadvies, wil ik de wet houder graag een compliment maken voor de uitvoerige informatie die hij, zij het in een wat laat stadium, aan de commissie voor culturele zaken heeft doen toekomen. Wij hebben heel wat documentatie te ver werken gekregen en nadat de memoranda in concept waren verschenen, zijn zij heel uitvoerig in de commissie aan de orde geweest. Centraal staat in het preadvies mijns inziens de vraag of wij de ge meenschappelijke regeling met het Brabants Orkest en het Zuidelijk To neel moeten voortzetten. Voor Proloog ligt de situatie duidelijk anders. De financiële betekenis hiervan voor Breda is gering -- slechts ƒ.5.500, -- -- terwijl daartegenover de functie van Proloog zeer sterk in de belang stelling staat. Toch wil ik weerstand bieden aan de verleiding vanavond al te uitvoerig in te gaan op de functieverandering die Proloog heeft doorgemaakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 645