25 JUNI 1973 647 lopende criteria is gewerkt. Een volgende vraag die bij lezing rijst, is waarop het oordeel is ge baseerd dat het Brabants Orkest een essentiële plaats inneemt op het ter rein van de muzikale voorzieningen in onze provincie. Volgens recen te cijfers van het C. B, S„ bezoekt namelijk slechts 7% van de Nederland se samenleving concerten en van deze bezoekers maken de arbeiders slechts 4uit. Het Brabants Orkest vervelt in hoofdzaak een stedelijke functie. Bekend is dat deelname aan het muziek- en toneelleven sterk gebonden is aan maatschappelijke welstand en een hoog opleidingsni veau, Wat betreft het vervullen van die essentiële plaats in het muziek leven mogen er dus duidelijke vraagtekens worden geplaatst. De slotvraag is of mogelijk ook de volgorde van behandeling een rol heeft gespeeld. Men heeft eerst een memorandum uitgebracht over het Brabants Orkest, vervolgens is men overgegaan tot behandeling van het toneelbestel. Gaarne wil ik aandacht vragen voor het volgende punt. De belan gen van het Brabants Orkest en het beroepstoneel stijgen uit boven het gemeentelijke en het provinciale belang. Het is tevens een landelijke zaak. Afstemming van vraag en aanbod en de totale financiering vraagt een gei'ntegreerd beleid, dat noch op stedelijk, noch op provinciaal ni veau adequaat kan worden behandeld. Overleg met andere provincies en het rijk is derhalve noodzakelijk, In de memoranda wordt hierop niet ingegaan en de vraag is dan ook of de bestaande regelingen nu voor drie jaar moeten worden verlengd, zonder dat dit beraad heeft plaatsgevon den. Bekend is verder dat het landelijk subsidiëntenoverleg reeds verge vorderd is. Wat is nu het kernpunt van het preadvies? Dit wordt mijns inziens gevormd door de financiële gevolgen voor het totale stedelijke cultuur beleid en voor andere culturele sectoren dan muziek en toneel. Op dit centrale onderdeel is het preadvies rijkelijk vaag. Op pagina 5 lezen wij daarover: "De financiële consequenties van de instandhouding van de gezelschappen zijn ook voor Breda omvangrijk. De inpassing in de begroting is niet eenvoudig en deze subsidies leggen beslag op een be langrijk deel van het voor de sector cultuur beschikbare budgettaire vo lume", Woorden als "belangrijk", "omvangrijk" en "leggen beslag op een belangrijk deel van het budgettaire volume" vragen noodzakelijk om een nadere concretisering. Plaatsen wij deze passage namelijk te genover de informatie van de directeur van het bureau culturele zaken, dan zou, uitgaande van een sluitende begroting, het totale culturele concept-budget voor 1974 4,237. 000,-- bedragen. Voor 1973 be droeg het culturele budget 4. 013. 000, In absolute cijfers bete kent dit een achteruitgang van 220, 000, procentueel een ach teruitgang van 6%. Als ooizaken voor deze daling worden aangevoerd het dalende aantal inwoners van de gemeente Breda en de geringe uit kering uit het gemeentefonds. De subsidies van de gemeente Breda voor het Brabants Orkest, het Zuidelijk Toneel en Proloog bedragen in 1973 in totaal 431.000,--, d.w. z„ meer dan 10% van het totale culture le budget. Juist nu er een sombere financiële situatie te verwachten is, zijn een goed inzicht en overzicht in de financiële gevolgen voor het totale cultuurbeleid en de verschillende sectoren daarvan erg belang rijk. Wat nu de omvang van het aan het eind van dit jaar te verwachten culturele budget betreft kan het volgende worden vastgesteld. Handha ving van de bestaande activiteiten zal nauwelijks mogelijk zijn. In de tweede plaats zal de realisatie van diverse geplande activiteiten niet kunnen doorgaan. Ten derde wordt de ruimte voor het ontwikkelen van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 647