648
25 JUNI 1973
nieuwe initiatieven geblokkeerd. Dit betekent voorts dat van een actief
en dynamisch cultuurbeleid geen sprake meer zal zijn. Vernieuwing en
verandering van het cultuurbeleid worden geblokkeerd.
Welke zijn nu de conclusies die hieruit kunnen worden getrokken?
Onze fractie is en blijft van mening dat toneel en muziek onmisbare
elementen zijn in het moderne cultuurpatroon en dat handhaven hier
van gewenst is. In welke vorm echter en tot welke prijs vraagt om na
der onderzoek, vooral ook dient noodzakelijk een relatie te worden ge
legd naar andere culturele voorzieningen.
Wij hebben vanavond zojuist de discussie achter de rug over San
Stefano, het enige open jeugdcentrum van Breda. Wat betekent nu de
absolute en relatieve achteruitgang van het culturele budget voor de al
jarenlang bestaande wens tot het oprichten van een creatief centrum?
Welke zijn de gevolgen voor de lijst van gemeenschapshuizen, die naar
mijn mening al jarenlang vrijwel onveranderd op ons urgentieschema
prijkt? Welke zijn de gevolgen voor de realisering van een cultureel
centrum, het fonds artistieke werken en de toenemende vraag naar plaat
selijk vormingswerk, voor de recreatieve voorzieningen niet te ver
geten de toenemende subsidies aan N. A.C. de sport, enz.? Met
andere woorden, honoreren van de gemeenschappelijke regeling zal op
dit moment een aantal niet te overziene consequenties hebben voor de
eigen Bredase culturele behoeften.
Onze visie, die wij graag aan het college willen voorleggen, komt
dan ook overeen met het advies dat is uitgebracht door de culturele raad.
Onze visie houdt in dat wij instemmen met het voorstel van het college,
zij het geclausuleerd. Onze fractie verlangt namelijk een duidelijk in
zicht in de financiële gevolgen van honorering van de gemeenschappe
lijke regeling voor het Brabants Orkest en het Zuidelijk Toneel voor het
eigen stedelijke cultuurbeleid en wat dit betekent voor de andere cultu
rele sectoren en activiteiten. Wij vragen ons in dezen af of de wethou
der in het subsidiëntenoverleg zich niet te zeer heeft gesteld op het pro
vinciale standpunt, zonder dat hij de financiële gevolgen voor de eigen
stad voldoende heeft overwogen.
Een volgend punt is dat onze fractie er niet voor voelt dat het instand
houden van bovengemeentelijke culturele voorzieningen in toenemende
mate ons eigen gemeentelijk cultuurbeleid aantast. Dit "ja" onder voor
waarden van onze fractie houdt in;
1. verlenging van de bestaande regelingen tot 1 september 1975, dus
ook voor het Brabants Orkest en Proloog. Dit betekent dat de tijd die wij
krijgen tot 1975 benut kan worden voor een onderzoek naar de behoeften
en de betekenis van toneel en muziek op provinciaal en stedelijk niveau,
terwijl ook de betekenis ten opzichte van "andere sectoren kan worden na
gegaan.
2. een standpuntbepaling in de subsidiëntencommissie door onze ver
tegenwoordiger vindt plaats in overleg met de commissie voor culturele
zaken.
Tot slot nodigt onze fractie de wethouder van cultuur dringend uit
het voorstel in eerdergenoemde zin te wijzigen. Indien hij niet voorne
mens is dit te doen, overweeg ik een amendement in die geest in te die-
nen0
Mevrouw PAULUSSEN: Bij de begrotingsbehandelingen van de afge
lopen drie jaren heeft onze fractie steeds weer enkele belangrijke pun
ten aan de orde gesteld. Ik zal ze nog even noemen. In de eerste plaats:
de traditionele cultuuruitingen krijgen een onevenredig deel uit de cul-
tuurpot. Ten tweede: het is dringend noodzakelijk dat er een onderzoek