25 JUNI 1973 657 schouwburg, de muziekschool en noemt u maar op. Mevrouw Paulussen heeft voorts gesteld dat wij nu kunnen komen tot een fundamentele wijziging van de regeling en dat wij die kans laten verlopen als nu niet een amendement wordt inge diend om de regeling met een jaar te verlengen in plaats van met drie jaar. Deze stelling is voor de helft waar en voor de helft niet waai. Het zal in ieder geval duidelijk zijn dat wij door de regeling boudweg op te heffen, zonder dat wij zeker weten of wij dat wel of niet moeten doen, geen fundamentele verandering bewerkstelligt. Dat was ook de argumentatie waar mee de commissie voor culturele zaken mij op pad heeft gestuurd naar het subsidiëntenoverleg, namelijk de toneelsituatie te onder zoeken en daarom de regeling voor het Zuidelijk Toneel met slechts een jaar te verlengen. Men zal ook moeten aangeven wat er dan wel moet gebeuren. De heer van Os heeft het gehad over de financiële consequen ties. Een aantal van zijn vragen heb ik al behandeld. Met betrek king tot de stijging staan er uitspraken in het preadvies over het Brabants Orkest, In de concept-begroting voor 1974 is geen bedrag van drie ton opgenomen, maar van 287.000,--. Zoals bekend hebben wij de exploitatiesubsidie van 125.000,-- uit de begro ting van het Brabants Orkest geschrapt, terwijl wij bovendien dui delijk te verstaan hebben gegeven -- men heeft dat ook kunnen lezen in het preadvies -- dat het uitgavenniveau op het huidige peil moet worden bevroren, met dien verstande dat het maximaal mag worden verhoogd met de stijgingen die het gevolg zijn van salaris- en trendverhogingen. De heer Quadekkei tenslotte heeft gewezen op de consequenties. Ik meen dat ik hem daarin volledig heb gesteund. De heer QUADEKKER: Zoals reeds aangekondigd, verzoek ik u de vergadering voor vijf minuten te schorsen, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer QUADEKKER: Wij hebben ons even beraden en ik kan zeggen dat wij duidelijk hebben begrepen wat de wethouder be doelde met zijn populaire uitdrukking dat de hele zaak dan op zijn enz. Wij menen wel met het voorstel te kunnen meegaan, in die zin dat wij per se willen dat er binnen een jaar een onderzoek wordt ingesteld naar de werkwijze van het Brabants Orkest en de wijze van subsidiëren voor na de periode waartoe wij nu besluiten. Wij nemen in dat geval nu geen beslissing waardoor wij alles in de potage laten lopen. Wij achten het als gemeenteraad van Breda echter van het hoogste belang dat wij, vooral ook met het oog op onze budgettaire positie, meer greep krijgen op deze zaak en dat wij niet steeds twee of drie maanden van tevoren weer voor drie jaar worden vastgelegd met het argument "het kan nu eenmaal niet anders". Binnen een jaar willen wij daarover een uitspraak van de commissie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 657