659 25 JUNI 1973 Vervolgens heeft de wethouder geprobeerd ons gerust te stel len, door te zeggen dat vooral in de kunstsector de belangrijkste posten worden bevroren op het niveau van 1972, zodat wij alleen maar rekening hoeven te houden met de trendverhogingen. Het lijkt mij echter toch van belang even na te gaan wat die geruststelling in feite betekent. Doorberekening van de loonstijgingen bij het Brabants Orkest en het Zuidelijk Toneel van 1972 tot 1974 komt uit op een bedrag van 78.000,--. Tellen wij daarbij op de netto kostenstijging van de muziekschool, de Beijerd en de schouwburg in 1973, in totaal een bedrag van 109.000,--, dan kost die trendmatige verhoging ons ongeveer 268.000,--. Hieruit volgt alweer een versterking van het bestaande cultuurbeleid en het on mogelijk maken van nieuwe initiatieven en ontwikkelingen.. Samenvattend meen ik te mogen concluderen dat, nu wij een beslissing voor de toekomst moeten nemen, principieel voorop dient te staan dat wij alle maatschappelijke groepen dezelfde rechten en mogelijkheden willen bieden, willen wij inderdaad een pluriform aanbod in de toekomst mogelijk maken. Dit houdt mijns inziens in dat wij nu inderdaad een begin moeten maken op een onderdeel; wij willen niet het totale cultuurbeleid overhoop halen. Wij moeten nu een beslissing nemen over twee punten en ik ben het helemaal met de wethouder eens wanneer hij zegt dat wij niet alleen een re latie moeten leggen naar andere culturele voorzieningen, maar ook naar andere beleidssectoren. Wat dat betreft zou ik de wethouder dan ook willen aanmoedigen zich met hand en tand te verdedigen. Bij de laatste begrotingsbehandeling heb ik namelijk al gezegd dat langzaam maar zeker de budgettaire poten onder zijn culturele zetel worden weggezaagd. Tenslotte wil ik nog met een enkel woord ingaan op de reactie van de wethouder op mijn kanttekeningen. Ik herhaal nogmaals dat het geenszins onze bedoeling is het Brabants Orkest op te heffen; dit misverstand is nu naar ik meen wel uit de wereld geholpen. De inpassing in de begroting is een zaak waarvan wij gewoon niet weten hoe die gerealiseerd gaat worden en ten koste waarvan dat moet gebeuren. Met andere woorden, de vraag is natuurlijk ook of dat verantwoorde beslissingen zijn. Hierbij wil ik het in tweede instantie laten, nadat ik u, gezien de principiële keuze waarvoor wij nu staan, toch het amendement dat ik reeds heb aangekondigd, heb overhandigd. De VOORZITTER; Ingediend is een amendement dat als volgt luidt; Amendement ten aanzien van bijlage nr. 222; De raad der gemeente Breda, gezien het preadvies van burgemeester en wethouders van 30 mei 1973, besluit; 1. de gemeenschappelijke regelingen inzake de subsidiëring van het Brabants Orkest en het Zuidelijk Toneel met ingang van 1 september 1974 te beëindigen; 2. een nieuwe gemeenschappelijke regeling inzake de subsidiëring van het Brabants Orkest en het Zuidelijk Toneel aan te gaan voor de periode van een jaar eindigende op 1 september 1975, onder voorwaarde dat door gedeputeerde staten een werkgroep wordt ingesteld die tot taak krijgt een onderzoek in te stel len naar de behoefte aan muziekuitvoeringen en andere taken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 659