25 JUNI 1973
663
mijn keuze en de keuze van het college in dezen heel duidelijk
is: wij willen niet door een eenzijdige behandeling en een een
zijdige amendering het risico lopen dat het Brabants Orkest ver
dwijnt. Het gaat niet om het opheffen van het Brabants Orkest,
nee, wij willen niet het risico lopen dat door een eenzijdige
handeling onzerzijds het Brabants Orkest in gevaar komt.
Wanneer de heer Quadekker zegt dat dè K. V. P. -fractie, met
uitzondering van degenen die de heer Severens heeft genoemd, akkoord
gaat met het voorstel van het college als er per se binnen een jaar
--zo heeft hij het letterlijk gezegd -- een onderzoek wordt inge
steld maar de behoeften en naar het functioneren van het Brabants
Orkest, moet ik daar eerlijkheidshalve twee dingen op antwoorden.
Ten eerste neem ik op mij een duidelijke uitspraak van de raad,
want als zodanig versta ik die -- de heer Kroon heeft daar ook
op gewezen mee te nemen naar het subsidiëntenoverleg. Ik kan
niet eenzijdig in het subsidiëntenoverleg een onderzoek afdwingen,
wel weet ik echter dat in het subsidiëntenoverleg duidelijk is ge
steld dat het houden van de vinger aan de pols een van de voor
waarden is waarop wij met elkaar akkoord zijn gegaan. Mocht er,
wat ik niet verwacht, in het subsidiëntenoverleg geen bereidheid
zijn om aan een dergelijk onderzoek mee te werken, geloof ik
dat wij ons moeten verplichten dat wij -- ik meen dat ik dat
mag toezeggen -- in samenspraak met de commissie ter plaatse
aan het verzoek van de heer Quadekker moeten en zullen voldoen
om binnen een jaar plaatselijk deze zaak aan te pakken.
Tot slot neem ik aan dat hiermee duidelijk is dat ik de raad
aanneming van het amendement moet ontraden.
Het amendement wordt vervolgens in stemming gebracht en met
20-6 stemmen verworpen.
TEGEN hebben gestemd: de heren de Raaff, van Banning en
Koertshuis, mevrouw van Nes-Brands, de heren van Dun, Rooseboom,
van Duijl, Quadekker, van Caulil, Goos, Kroon en Spanjer, me
vrouw Jager-Middelbeek en de heren Brooimans, Mans, Veelenturf,
van Os, Taks, Broeders en Biemans.
VOOR hebben gestemd: de heren Crul, Gielen, Severens en
Mensen, mevrouw Paulussen en de heer America.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van burgemeestet en wethouders besloten, onder
aantekening dat mevrouw Paulussen en de heren Crul, Gielen,
Severens, Mensen en America geacht willen worden daartegen
te hebben gestemd.