704
16 AUGUSTUS 1973
vertrouwen in uw college. In het kader van de discussies over het func
tioneren van de raad lijkt het mij toch beter dat u ons in de toekomst
tijdig over dergelijke zaken informeert, zodat wij daarover kunnen mee
denken. Op die manier worden aanleidingen tot wrijving, onbegrip en
wantrouwen voorkomen. Eventueel zouden dan andere oplossingen ge
vonden kunnen worden. In het onderhavige geval is dat helaas niet meer
mogelijk.
De VOORZITTER: Het einde van het betoog van de heer Jansen, waar
in hij zei geen orde-voorstel of motie te zullen indienen, was in ieder ge
val geruststellend. Er bestonden dienaangaande geen grote zorgen binnen
het college; er bestaan geen grote dreigingen.
Als ik de heer Jansen goed heb verstaan zijn de heer Jansen en het
college het erover eens dat er iets aan het briefpapier van Breda moest
worden gedaan. Zijn hele betoog duidt erop dat ook daarin het gezicht
van de stad heel duidelijk weerspiegeld moet worden en dat er de nodi
ge aandacht aan moet worden besteed» Ik wil erop wijzen dat het colle
ge al in 1970 heeft besloten nieuw briefpapier te laten ontwerpen.
Het lijkt mij juist nu eerst in te gaan op een vraag die de heer Jan
sen in derde termijn heeft gesteld. Er zijn vragen gesteld in mei, er is
een lange reeks vragen gesteld in juni die op 7 juli zijn beantwoord, en
de heer Jansen zal erkennen dat het antwoord op die vragen zeer uitvoe
rig en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid correct was. Die
vragen zijn gevolgd door een brief van de heer Jansen waarin hij deze
interpellatie aanvroeg» In die brief worden wederom vragen gesteld en
het lijkt mij correct die vragen nu te beantwoorden.
De eerste vraag luidt: "Is het waar dat de gemeente op dit moment
nog andere projecten op het gebied van ontwerp en dergelijke heeft uit
besteed?" De heer Jansen heeft die vraag zojuist herhaald en ik kan heel
kort antwoorden dat dit niet het. geval is. De tweede vraag luidt: "Zijn
er aan het door mij bedoelde project in eerder gestelde vragen voor de
komende jaren nog kosten te verwachten met betrekking tot het verveel-
vuldigingsrecht?" Ik kan daarvan zeggen dat dit niet het geval is. De
ontwerper wordt maar één keer betaald. Daarmee zijn de ontwerpen ei
gendom van de gemeente geworden. Vervolgens stelde de heer Jansen
de vraag wat wij nog meer te verwachten hebben van een verandering in
het ontwerp. Ik heb het gevoel dat ik met een deskundige op dit terrein
spreek en dat is natuurlijk een heel bijzonder voorrecht» Wanneer er
veranderingen in het ontwerp moeten worden aangebracht moeten er au
teursrechten worden betaald en als er een totaal nieuw ontwerp zou moe
ten worden gemaakt is dat eveneens het geval.
Ten aanzien van de begeleidingskosten kan ik meedelen dat er nu
geen begeleiding meer nodig is. De begeleiding is beëindigd. Aanvan
kelijk was er sprake van begeleiding ten opzichte van de BSW. Ik neem
aan dat ik hiermee de vragen uit de brief van 19 juni, waarin de inter
pellatie is aangevraagd, voldoende heb beantwoord.
Ten aanzien van de kosten heeft de heer Jansen opgemerkt dat het
om een exhorbitant groot bedrag gaat. Niemand van ons vindt het een
laag bedrag. Ook het college vindt het bepaald geen goedkope zaak.
Als u ziet dat het gaat om een verdeling van 50% van de ontwerp-kosten
en 50% van de uitvoeringskosten -- naar aanleiding van de vragen is daar
over al uitvoerig gereageerd, zodat ik daar nu van afzie -- mag het een
groot bedrag zijn, maar er is ook uitzonderlijk veel werk voor verzet.
De heer Jansen heeft gevraagd of het college indertijd heeft gevraagd
wat het ontwerp zou gaan kosten» Het college heeft dat inderdaad gedaan.
Het heeft het bureau Swart een opgave gevraagd» In ons antwoord op de