16 AUGUSTUS 1973 733 college komt waarbij een veelheid van reparaties geïntroduceerd wordt, alsof daarmee aangegeven moet worden dat de betrokken woningen vóór deze reparaties zo slecht waren dat zij eigenlijk niet voor de harmoni satie in aanmerking hadden moeten komen. Dit lijkt mij de bedoeling van de heer Crul en ik meen dat dit een enigszins oneigenlijke redene ring is„ In het kader van de huurharmomsatie hebben wij in de raad een discussie gevoerd waarbij is uitgemaakt wat er wel en wat er niet onder valt. Wij hebben vastgesteld dat e.r een zekere mate van redelijkheid in gebouwd moet worden. Zoals men weet hebben wij op die grond de nog niet gerenoveerde woningen die behoren tot ons renovatieprogramma -- de 750 woningen minus de reeds gerenoveerde woningen -- erbuiten ge laten. Ik geloof dat men de situatie redelijk heeft bekeken als men zelfs de 79 woningen in de Bomenbuurt met het oog op het huurniveau van nu en toen laat vallen onder de bepalingen van de harmonisatie. Op het ogenblik gaan wij niet alleen ons best doen een gedeelte van het uitgestelde onderhoud in te halen. Uit de tweede nota huisvesting zal duidelijk geworden zijn dat het de bedoeling is een grote sprong te ma ken om te komen tot preventief onderhoud. Ik meen dan ook dat wij niet moeten zeggen dat de woningen zó slecht zijn dat zij niet onder de huur- harmonisatie hadden mogen vallen. Het derde punt is het overleg met de representanten uit de wijk. Ik vind de opmerkingen van de heer Crul bijzonder plezierig. Het door hem gesignaleerde verschijnsel is één van de grootste moeilijkheden die wij ondervinden en ik meen dat dit ook geldt voor de ambtenaren van de dienst openbare werken en van de sociale dienst. Als er groepen uit de wijken namens een bepaalde achterban komen praten, is steeds weer de grote vraag of men representatief is; daarbij is er overigens uiteraard geen sprake van een flauw steekspelletje op basis van de vraag wie wie repre senteert. Het proces is bekend: men gaat een avontuur aan met de stede lijke overheid en als men in een gesprek tot oplossingen komt, is vaak de illusie bij de achterban dat men zich in het overleg met de overheid ge compromitteerd heeft zodat men de representativiteit verliest. Dit is een merkwaardig proces waarmee wij van dag tot dag te maken hebben. Vaak leidt dit ertoe" dat wij afspraken maken die achteraf in contact met de achterban niet gehonoreerd worden of dat wij in contacten met wijken en buurten in Breda geconfronteerd worden met steeds wisselende bezettingen van bewoners. Terzijde wijs ik op iets dat de heer Crul niet heeft aangeroerd en dat mijns inziens eveneens een moeilijkheid is. Groepen waarmee wij spreken worden vaak terecht begeleid van de kant van het katholiek instituut voor maatschappelijk welzijn en andere instituten. Het merkwaardige verschijn sel doet zich nu voor dat uiteindelijk na vele vergaderingen de bewoners uit de groep verdwenen zijn en dat de functionarissen van het opbouwwerk of maatschappelijk werk als enigen overblijven die tegenover de gemeen te de wijk representeren. Ook dat is een vraagstuk van representatie waar mee wij te maken hebben. De heer Crul heeft gezegd dat dergelijke moeilijkheden opgelost kun nen worden door het introduceren van huurdersverenigingen. Persoonlijk ben ik daar een groot voorstander van, omwille van het praktisch werken en de communicatie. Tijdens de laatste contacten van dit jaar heb ik dan ook desgevraagd steeds gezegd dat wij daarachter kunnen staan. De moei lijkheid is slechts de vraag of de gemeente als huiseigenaar van 10.000 woningen nu in concreto het initiatief moet nemen. Ik hoop dat de heer Crul mij niet euvel duidt dat ik op deze vraag geen concreet antwoord kan geven. Ik vind deze vraag indringend; zij mag gesteld worden en moet ook beantwoord worden. Ik hoop dat de heer Crul goedvindt dat ik hem toezeg

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 733