734
16 AUGUSTUS 1973
dat ik deze vraag aan het college zal voorleggen om te bepalen of het
initiatief van ons -- als beheerder van 10, 000 woningen -- moet uit
gaan, Het bestaan van huurdersverenigingen heeft onze volle sympathie.
De vraag of het initiatief in dezen door ons genomen moet worden wil ik
graag in breder verband in het college bespreken.
Voorts heeft de heer Crul gevraagd wat wij eigenlijk denken over de
renovatie in het algemeen, In het kader van de beperking die ik mij aan
het begin van dit antwoord opgelegd heb zal ik een zeer korte opmerking
maken. Men mag gerust weten dat ik Van mening ben dat zowel college
als gemeenteraad zich in de voortgezette discussie over dit vraagstuk zal
moeten blijven afvragen of renovatie de enige mogelijkheid is om het
oude woningbestand geschikt te blijven maken voor bewoning in de goed
kope sector. Aan de hand van de praktijk van het werken met renovatie
die nu ongeveer drie jaar in Breda aan de gang is en aan de hand van con
tacten met collega's vraag ik mij eerlijk af of de geweldige bedragen die
erin geïnvesteerd worden opwegen tegen het nut. De heer Crul heeft zelf
de beperking van een gering vloeroppervlak genoemd maar er zijn nog
andere dingen te noemen. Uiteraard hebben raad en college elke maat
regel die bijdraagt tot het instandhouden en verbeteren van het goedko
pe woningbezit als prioriteit aanvaard. Een dergelijke maatregel blijft
positief te waarderen maar men zal in het kader van het instandhouden
van het goedkope woningbezit moeten blijven zoeken naar de oplossing
die de beste maatschappelijke waarde heeft maar die tegelijkertijd ook
de laagste investering vereist.
Mijns inziens zullen wij de renovatie moeten blijven doorlichten.
Van tijd tot tijd rijst de vraag of volkomen nieuwe bouw in de goedkope
sector vaak geen betere oplossing is. Dit is naar mijn mening geen kwes
tie van rekenen alleen maar ook van de mogelijkheid maatschappelijk
met elkaar te discussiëren binnen maatschappelijke doelstellingen en
over haalbaarheden en onhaalbaarheden.
De heer Crul heeft gevraagd of wij nieuwe voorschriften hebben. Mij
zijn op het ogenblik -- dat kan ook aan de vakantre liggen -- geen in
dringende nieuwe voorschriften op het gebied van renovatie bekend. Het
enige dat mij bekend is is dat de rijksoverheid komt met een geheel nieu
we wetgeving op het gebied van de rehabilitatie. De aanbieding van deze
wet is naar mijn mening terecht vertraagd doordat de vorige minister, de
heer Udink, opdracht gegeven heeft aan prof. Van den Berg uit Gronin
gen een inventarisatie van wensen op het gebied van de rehabilitatie te
maken voor alle steden die genoemd worden in de nationale nota volks
huisvesting, Ook Breda is daarbij betrokken. Prof, Van den Berg heeft mij
verteld dat hij aan het eind van dit jaar zijn advies aan de minister ge
reed zal hebben. Dit advies zal al dan niet wijziging van de bestaande
concept-wetgeving tot stand brengen.
Mevrouw Van Nes heeft twee vragen gesteld waarvan ik er naar ik
meen één reeds globaal beantwoord heb. Zij heeft gevraagd wat de me
ning is van het college over de vraag van onderhandse dan wel openbare
aanbesteding. Wij hebben daar vaak over gesproken, bij allerlei projec
ten in Breda, Technische kwesties in de aannemerswereld moeten wij hier
naar mijn opvatting buiten de discussie laten. Afgezien daarvan meen ik
dat de mogelijkheid moet blijven bestaan dat men bij renovatie-objecten
met aannemers werkt die in dat werk deskundig zijn, In het Westeinde en
de Vestkant hebben wij gezien dat dit als stringente eis gesteld moet wor
den aan al degenen die daar gaan werken. Ik blijf dan ook voor de manier
van onderhandse aanbesteding voelen die wij toepassen. Wij vragen na
melijk niet aan de raad of wij alleen maar onderhands mogen aanbeste
den, Mevrouw Van Nes weet als lid van de commissie voor openbare wer-