16 AUGUSTUS 1973 735 ken dat de praktijk is gegroeid dat wij onderhands aanbesteden volgens machtiging van de raad maar dat wij tevoren de lijst van aannemers ver trouwelijk kenbaar maken aan de commissie voor openbare werken, zo dat men weet waarmee wij zaken gaan doen. Uiteraard is er geen en kel bezwaai tegen dat er respons uit de commissie komt in de vorm van het verzoek aannemer X of Y aan de lijst toe te voegen aangezien ook die over deskundigheid beschikt. Tot slot iets over de maatschappelijke begeleiding. Ik meen dat wij hier op het terrein van collega De Raaff terecht komen maar mis schien mag ik dit gedeelte van de beantwoording meenemen. Mevrouw Van Nes heeft gezegd dat er te weinig overleg is. Ik wijs erop dat wij ons kapot overleggen. Ik weet dat altijd nog meer mogelijk is, maar wij proberen een en ander zo goed mogelijk te doen. Het gebeurt met vallen en opstaan, niet met de zekerheid van onze kant en van de kant van de dienst dat het allemaal goed gaat. Ik ben zeer verheugd dat er in de projectbegeleiding van de kant van de gemeente een eigen plaats is ingeruimd voor de deskundigen uit de sector van de heer De Raaff, Ik geloof dat er begrip voor moet blijven bestaan dat een en ander niet al tijd maximaal verloopt. Mevrouw Van Nes heeft gezegd dat er een groter verkeer moet zijn tussen de betrokkenen en de gemeente. Ik meen dat zij daar gelijk in heeft, mits het blijft binnen de grenzen van het haalbare en mogelijke met het oog op de capaciteit van het apparaat en de financiën. De heer CRUL: De wethouder -- en dus ook het college -- ervaart de huurharmonisatie als redelijk. Uit de voorgaande discussie is wel ge bleken dat de P, A. K„ -fractie het daar niet mee eens is. Ik zou een be roep op het college willen doen -- gezien de frustratie die bij de huur ders aanwezig is -- het overleg met de bewoners over deze kwestie met alle zorg te omgeven. Ik geloof dat de wethouder geen gelijk heeft met betrekking tot het afsluiten van het water: het water mag mijns inziens niet worden afge sloten, Overigens zouden wij willen pleiten voor een discussie over de ze kwestie van het afsluiten van gas, licht en water. De heer Van Duijl heeft mij verteld dat de kwestie in deze raad al eens aan de orde is ge weest» Er is beroep aangetekend tegen een bepaald besluit tot afsluiting. Het beroep is afgewezen omdat de gemeente in feite toch voor een an dere woning moet zorgen en daardoor in een nadelige positie zou zijn. Mijn fractie is van mening dat niet tot afsluiting zou moeten worden overgegaan, tenzij betaling van gas, licht en water achterwege blijft. Overigens meen ik met dat dit probleem hier vanavond opgelost kan worden. Vervolgens iets over de andere maatregelen die op het gebied van huurachterstand mogelijk zijn. Wij willen ervoor pleiten dat er overleg met de commissie gepleegd wordt voordat men tot dergelijke maatrege len overgaat. Ik ben blij dat de wethouder in het college de discussie zal aangaan over de huurdersvereniging. Mijns inziens zal daarbij de overweging in de beschouwingen betrokken moeten worden dat wij niet alleen huiseige naar zijn maar ook verantwoordelijke overheid. Het is van belang dat wij initiatieven nemen op dit terrein opdat er organen ontstaan waarmee gemakkelijk onderhandeld kan worden en die werkelijk de burgers ver tegenwoordigen. Op de principiële kanten van de renovatie komen wij nog wel terug bij de behandeling van de huisvestingsnota.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 735