763 13 SEPTEMBER 1973 gekomen van degenen die rond de schuur wonen. Die schuur verkeert in tamelijk vervallen staat en zal nu overgaan in het, bezit van de fami lie Jansen, Waarschijnlijk zal aan die schuur niet te veel geld besteed worden. Heeft het college de brief van die omwonenden beantwoord en welk antwoord hebt u gegeven? Wethouder VAN DUN: Ik begrijp dat mevrouw Van Nes het eens is met dit voorstel; zij vraagt alleen naar de afwerking van de brief die is binnengekomen van de bewoners van de Valentijnlaan, Die brief is pas binnen; zij dateert van later datum dan dit voorstel. Het enige wat ik kan zeggen is dat ik de eerste ondertekenaar van deze brief gister avond om half zes in kennis gesteld heb van het feit dat vanavond in de ze raad het voorstel tot verkoop van een boerderij op bepaalde gronden zou volgen. Als zodanig is de brief mondeling beantwoord. Een schrif telijke bevestiging volgt later. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik vind het jammer dat de mensen niet tijdig op de hoogte zijn gesteld van dit raadsvoorstel. Met dit be sluit vellen wij min of meer een oordeel over die schuur, waaraan ver der niemand iets kan doen. Wethouder VAN DUN: De brief is gedateerd op 28 augustus. Vóór 28 augustus heeft de raadscommissie voor openbare werken in een open bare vergadering deze zaak behandeld. ïk geloof dat het correct is ge weest dat wij de eerste ondertekenaar van de brief mondeling op de hoog te hebben gesteld. Van nalatigheid van de kant van de gemeente is naar mijn mening geen sprake. Het is alleen jammer dat men in de Valentijn laan op een vrij laat tijdstip heeft gepleit voor het behoud van een schuur, die in een geheel andere zaak verpakt is. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens met algemene stemmen conform het voorstel besloten. 6. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VERWERVEN VAN ONROEREND GOED. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt con form dit voorstel besloten. 7. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VOEREN VAN EEN RECHTSGEDING TEGEN DE STAAT DF.R NE DERLANDEN. De heer VAN BANNING: In de brief van professor Van Wijmen d. d. 27 aprii 1973 staat naar mijn mening nfét, dat hij het college van burgemeester en wethouders adviseert de Staat der Nederlanden in rech te aan te spreken. Er staat dat er sprake kan zijn van onrechtmatig han delen, wanneer yast staat dat de vernielingen aan de straten het gevolg zijn van een onvoldoende onderhoud van de voertuigen, c. q. het onjuist afstellen van de rupsbanden daarvan. Ik verwijs ook even naar de onder ste alinea op pagina 1 van uw voorstel. Verder schrijft professor Van Wij- men: "Uit de mij ter hand gestelde geschriften kan ik echter niet aflei den, dat zulks met voldoende zekerheid kan worden gesteld, al zijn er bepaald wel aanwijzingen in-die richting". Naar mijn mening heeft de gemeente dan ook geen poot om op te staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 763