13 SEPTEMBER 1973 764 De garnizoenscommandant schrijft in zijn brief van 21 augustus 1970 dat het zeer waarschijnlijk is dat de gemelde beschadigingen zijn veroorzaakt door een zijns inziens te laag gestelde slijtagegrens van de rupsbanden. Het ministerie van defensie schrijft in een brief van 24 ja nuari 1973 dat er geen sprake is van nalatigheid en/of onzorgvuldig ge bruik van de wegen. U schrijft weliswaar aan het ministerie dat de gar nizoenscommandant heeft erkend dat de abnormale slijtage en de vernie ling van het wegdek het gevolg waren van een niet juist afstellen van de rubbergrens van de in gebruik zijnde rupsvoertuigen, maar u verzuimt naar mijn mening enige woorden daaraan toe te voegen, en wel: "zijns inziens" en "zeer waarschijnlijk". Aangezien dit volgens mij een zaak gaat worden die nog meer geld gaat kosten, zou ik via u de raad willen uitnodigen nfét in te stemmen met uw voorstel tot het voeren van een proces, mede naar aanleiding van de opmerkingen van professor Van Wij- men. De heer BROOIMANS: Mijn betoog komt op hetzelfde neer als dat van de heer Van Banning. Ik betreur het dat rijk en gemeente elkaar in deze grote narigheid niet hebben kunnen vinden. Bij het nalezen van de schrifturen die boven lagen, heb ik naarstig gezocht naar een advies van professor Van Wijmen, maar dat heb ik niet gevonden. Evenals de heer Van Banning hebben wij alleen de brief van 27 april onder ogen gehad. Zonder verdere verklaring door uw college zal ik genoodzaakt zijn tegen dit voorstel te stemmen, omdat ik geen aanleiding zie in déze situatie te procederen. De heer AMERICA: In vele organisatiestructuren is er sprake van een advieslijn en een uitvoerende lijn. Het is gebruikelijk dat degene die advies uitbrengt niét betrokken is bij het uit te voeren beleid. Ik vraag mij af of degene die hiér advies geeft het ook uitvoert. Als dat zo is, moet ik daartegen ernstige bezwaren maken. Wethouder VAN DUN: Collega Mans heeft een suggestie gedaan om dit debat te bekorten, maar die neem ik niet graag over. Men zou kunnen zeggen: laat het maar.' Dat is de inhoud van hetgeen mij gesouf fleerd wordt. Hoe meer er in de raad gesproken wordt over de kwetsbaar heid van deze vordering van de gemeente Breda in de richting van derden, hoe minder verstandig het lijkt om het te doen. Wat dat betreft kan ik collega Mans inderdaad wel volgen. Ik geloof dat het een zinnige gedach te is; het gaat om een bedrag van 85. 000, Wil de raad dat hebben, ja dan neen? De heer VAN OS: Als dat een zinnige gedachte is, is dit een on zinnig voorstel.' Wethouder VAN DUN: Natuurlijk, maar voordat de heer Van Os op voorhand conclusies gaat trekken, is het wellicht verstandig een ander aan het woord te laten die hem probeert te overtuigen van zijn ongelijk. In Breda is een parcours afgesproken waarop militaire voertuigen rijden. Een aantal jaren geleden is er schade geconstateerd aan dat par cours. Een aantal jaren geleden heeft de garnizoenscommandant gezegd dat deze beschadiging mogelijk het gevolg is van een foutieve afstelling van tracks op tanks. Als er sprake is van schade aan andermans eigendom en er is een begin van bewijs dat aan de kant van defensie een nalatigheid te veronderstellen is, vind ik dat wij daarmee verder mogen gaan. Verder mag ik er de raad op wijzen dat een jaar later op de dienst voor openbare

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 764