769
13 SEPTEMBER 1973
meend hebben deze stichting te moeten subsidiëren.
De heer Van Banning heeft niet helemaal gelijk, als hij zegt dat
een integratie in het maatschappelijk gebeuren niet bevorderd kan wor
den door zich in een sociëteit te isoleren. De bedoeling van dit trefcen
trum is niet het isoleren van deze mensen, maar het scheppen van de
mogelijkheid een trefcentrum te doen ontstaan, waar zowel hetero- als
homofielen elkaar kunnen ontmoeten.
De heer VAN BANNING; Een verdere discussie lijkt mij weinig
zinvol, omdat ik in eerste instantie voldoende duidelijk ben geweest.
Ik moet wel zeggen dat ik in het antwoord van de wethouder niet veel
reactie heb vernomen op datgene wa'c ik heb gezegd. Ik heb gezegd dat
ik in het anders-functioneren geen aanleiding kan vinden om een sub
sidie te verlenen, maar mijn uitgangspunten waren die welke door het
college zijn gebruikt bij de aanbieding van dit voorstel.
De heer SEVERENS; Ik heb enige moeite met de wijziging die de
wethouder wil aanbrengen. Hoewel deze wijziging op zichzelf wel een
verbetering inhoudt, blijft de door mij gewraakte zinsnede dan bestaan.
Het uitspreken van een dergelijk waarde-oordeel houdt een zekere dis
criminatie in, vandaar dat ik er veel voor voel om de zinsnede "ten ge
volge van een persoonlijke eigenschap" te schrappen.
Wethouder DE RAAFF: De heer Severens wil iets in de tekst lezen
wat er niet staat. Het is helemaal niet onze bedoeling geweest een waarde
oordeel uit te spreken; wij hebben alleen iets willen constateren. Daarom
blijf ik erbij dat de aanvulling die ik in eerste instantie heb voorgesteld
het beste is.
De VOORZITTER: De motivering komt in ieder geval in de notulen
voldoende vast te liggen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform het voor
stel besloten, onder aantekening dat de heer Van Banning geacht wil wor
den tegen te hebben gestemd.
10. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET WIJ
ZIGEN VAN DE SUBSIDIEREGELING TEN BEHOEVE VAN DE STICH
TING BEJAARDENWERK BREDA.
De heer KOERTSHUIS: De subsidiëring van de Stichting Bejaarden-
werk lijkt door dit voorstel aanzienlijk verbeterd te worden, zeker als wij
zien, dat het rijk gaat subsidiëren, hetgeen financieel voordeliger wordt
voor de gemeente. Ondanks deze financiële regeling heb ik toch een ze
kere huiver voor de toekomst. Ik hoop dat het college die voor een be
langrijk deel zal kunnen wegnemen.
De Stichting Bejaardenwerk te Breda is enig in haar soort. Werken
soortgelijke instellingen elders in het land conform de werkwijze en or
ganisatorische opzet die C.R. M. voorschrijft om voor subsidie in aan
merking te kunnen komen, de Stichting Bejaardenwerk Breda wijkt daar
als énige zeer duidelijk van af. Om die reden is de subsidie-aanvrage
bij het rijk en het overleg dat dienaangaande is gevoerd zeer moeizaam
verlopen. Op 14 mei 1973 kreeg het college te horen dat C.R. M. defi
nitief toezegt om vanaf 1970 deze stichting op dezelfde wijze te subsi
diëren als andere instellingen op het gebied van het bejaardenwerk, ech
ter wederom gedurende een experimentele periode. In de periode