777 13 SEPTEMBER 1973 men eerst in het openbaar zaken gaat behandelen die later in besloten vergadering behandeld moeten worden. Het georganiseerd overleg zou een farce worden en daarvoor acht ik het toch te belangrijk. Verder is het georganiseerd overleg een aangelegenheid die wettelijk is voorge schreven. De heer Crul heeft opgemerkt dat het gemeentepersoneel ook in spraak wil hebben. Welnu, de plaats voor de inspraak van het gemeen tepersoneel is juist het georganiseerd overleg. Voor sommige kwesties, waarover reeds op landelijk niveau over leg is gepleegd, is geen geheimhouding nodig, maar ik vraag mij af of ten aanzien van dié zaken nog wel overleg nodig is. In de overlegveror- dening die de raad zojuist heeft aanvaard, is een artikel 5 opgenomen, waarin bepaald wordt dat zaken die in het centraal overleg aan de orde geweest zijn en door het college worden overgenomen geen onderwerp van bespreking meer behoeven ui'c te maken in het georganiseerd over leg ter plaatse. De heer CRUL: De wethouder benadert de zaak op een eigenaar dige manier. Aan de éne kant zegt hij dat er in de desbetreffende com missie voornamelijk zaken behandeld worden in afwachting van een be handeling in de raad. Wethouder DE RAAFF: Neen, het georganiseerd overleg.' De heer CRUL: Dat heeft de wethouder als tweede argument aan gevoerd. In de eerste bespreking van deze commissie, die toen een an dere naam had, is uitgesproken dat er ook onderwerpen van een meer algemeen karakter aan de orde zouden komen, zowel voor wat betreft het personeelsbeleid als voor wat betreft het personeelsbeheer. Juist als de commissie in die richting gaat werken, vind ik dat er in het openbaar vergaderd moet worden. Tussen de wethouder en mij bestaat waarschijn lijk verschil van inzicht over de onderwerpen die wèl en niét in het open baar behandeld kunnen worden. Ik. geloof dat wij ook veel aangelegen heden betreffende het personeel in het openbaar kunnen behandelen. Als wij artikel 5 schrappen, blijft in ieder geval toch de mogelijkheid bestaan om de vergaderingen besloten te doen plaatsvinden. Ik handhaaf dan ook mijn amendement. De heer SANDBERG: De heer Crul kwalificeert het dilemma als een verschil van mening tussen hem en de wethouder. Daarmee ben ik het be paald niet eens. Hij zegt dat de wethouder de zaak vanuit een eigenaar dige hoek benadert. Daarop zou ik willen zeggen dat wij niet moeten proberen een utopie van de heer Crul na te jagen. Ik ben ervan overtuigd dat wij de democratie geweld aandoen, als wij mensen uitnodigen voor een openbare vergadering, terwijl zij in 98% van de gevallen binnen twee minuten weer buiten de deur zullen staan. De problematiek die in deze commissie behandeld moet worden vereist een zekere prudentie en ik sta dan ook volledig achter het voorstel van het college. Ik twijfel bovendien zeer sterk aan de bewering van de heer Crul dat het gemeentepersoneel de openbaarheid van deze commissie zou prefereren. Waar hij dat van daan heeft, is ons onbekend. Ons zijn inlichtingen verstrekt, waaruit blijkt dat dat bepaald niét het geval is. De heer KRAMER: Na het voo*treffelijk betoog van de wethouder valt er niet veel meer te zeggen. Ik geloof dat de wethouder met zijn schatting van 98% nog aan de lage kant is gebleven. Volgens mij zullen deze verga-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 777