794 27 SEPTEMBER 1973 De heer AMERICA: Ik zou graag mijn brief even willen voor lezen. Ik weet dat dit enige tijd vraagt maar ik moet ervan uit gaan dat de publieke tribune niet weet waar het over gaat. Staat u mij toe dat ik de brief even voorlees? De VOORZITTER: Ik kan u niet het woord ontnemen; ik ge loof overigens niet dat dit te doen gebruikelijk is. Ik moet ervan uitgaan dat de tekst van uw brief bekend is, op grond van de toe zending en voorts omdat de brief, zij het niet volledig, in de krant heeft gestaan. Wanneer u iets wilt zeggen, kunt u uw gang gaan. De heer AMERICA: Ik zal het kort houden. Mij is ter ore gekomen dat zich enkele nieuwe ontwikke lingen hebben voorgedaan met betrekking tot de woningbouw. Eén van de nieuwe feiten is dat de gezamenlijke woningbouwvereni gingen besloten hebben -- zeker voorlopig -- geen flats te bouwen. Een tweede punt is dat op dit ogenblik zeer veel flats in Breda leeg staan. Een derde punt is dat een verzoek van één van de woningbouwverenigingen om een extra subsidie of premie voor de leegstand door de rijksoverheid is afgewezen. Wellicht zijn er nog andere ontwikkelingen die ik thans nog niet ken maar die conse quenties zijn van de genoemde feiten. Dit alles heeft mij ertoe gebracht toestemming aan de raad te vragen om een interpellatie te houden. Ik ga er persoonlijk van uit dat de interpellatie niet vanavond wordt gehouden maar dat zij, als toestemming wordt ge geven, aan de orde komt op 18 oktober. In het licht daarvan heb ik voorlopig enkele vragen gesteld waarvan enkele in de krant zijn gepu bliceerd, zodat ik aanneem dat daar voldoende van bekend is. De VOORZITTER: U wenst dus vanavond alleen een uitspraak van de raad te hebben over de vraag of de interpellatie al dan niet zal kunnen worden gehouden. De heer AMERICA: U hebt mij daar telefonisch over bena derd. Ik wil graag aan uw wens tegemoet komen. Als ik vanavond de toestemming van de raad krijg, ben ik bereid te wachten tot 18 oktober. De VOORZITTER: Ik stel u voor ons nu bezig te houden met de vraag of de interpellatie al dan niet zal worden gehouden. De heer van Duijl heeft daarover het woord. De heer VAN DUIJL: Onzerzijds bestaat geen bezwaar. De heer SANDBERG: Ik wil er iets dieper op ingaan. De V. V. D.-fractie heeft zich altijd aan het principe gehouden dat, wan neer de raad burgemeester en wethouders ter verantwoording wil roe pen voor het door hen gevoerde beleid, dit mogelijk moet zijn. Mijns inziens is dit principiële uitgangspunt onverbrekelijk verbon den met de delegatie. De raad heeft een groot aantal taken aan zijn dagelijks bestuur gedelegeerd; "als tegenprestatie" dient het college bereid te zijn hierover steeds naar eer en geweten verant woording af te leggen. Naar mijn mening is het eveneens volstrekt duidelijk dat in het kader van een normaal communicatief verkeer het college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 794