27 SEPTEMBER 1973 795 dan wel de persoon die ter verantwoording wordt geroepen een rede lijke tijd dient te krijgen om een en ander voor te bereiden, opdat het antwoord dat wordt geformuleerd juist is en ook getoetst kan worden. In de wet is dan ook bepaald dat het college op zijn minst de ruimte moet hebben de beantwoording tot de volgende vergade ring uit te stellen, zodat aan deze voorwaarde kan worden voldaan. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er in de tijd dat de ze wet werd opgesteld in het algemeen is gedacht aan een nor male periode -- bijvoorbeeld één maand -- tussen de opeenvolgende raadsvergaderingen. Nu echter tegenwoordig de frequentie van de raadsvergaderingen dusdanig is opgevoerd, dat er soms nog maar net een week tussenligt, ben ik van mening dat de voorbereidings tijd van het college in de verdrukking komt. Dit is uiteraard naar voor het college maar ook voor de raad, want men kan niet in alle gevallen verwachten dat binnen een zo korte tijd een volledig gedocumenteerd en ook waarheidsgetrouw antwoord kan worden ge geven. Het lijkt gewenst vast te stellen dat de rechten en plichten van raad en college ten aanzien van de interpellatie dringend aan een herziening toe zijn. Beter zou zijn dat het college dwingend zou worden voorgeschreven binnen een termijn van bijvoorbeeld dertig dagen verantwoording van zijn beleid af te leggen. Terugkerend naar de specifieke vraag die thans aan de orde is, constateer ik dat de heer America met zijn interpellatie- verzoek wel enkele andere zaken aanroert dan het door het college gevoerde beleid. De heer America stelt zich voor te vragen welke motieven de woningbouwverenigingen hebben om geen flats meer te bouwen; ik ben zo vrij op te merken dat dit eerder het beleid van de woningbouwverenigingen betreft dan het beleid van het col lege. De vraag "Hoeveel flats en welke flats staan momenteel leeg?" vraagt om een inventarisatie. Dat kost tijd. De heer America vraagt voorts naar de consequenties van het al dan niet afbouwen van de randbebouwing winkelcentrum Breda-noord; ik kan mij voor stellen dat ook dit nogal wat onderzoek vraagt, namelijk naar juri dische en planologische achtergronden. Tegen deze achtergrond kan ik er begrip voor hebben dat ae beantwoording -- of zo men wil: verantwoording -- wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. Ik sluit mij dan ook aan bij de wens van de heer America om ae inter pellatie uit te stellen tot 18 oktober. Daarbij teken ik aan dat wij inderdaad de eerstvolgende raadsvergadering pas op 18 oktober heb ben. Wanneer door toevallige omstandigheden de volgende verga dering op 5 oktober of 1 oktober zou zijn geweest, zouden wij goed in de knoei zijn gekomen. De VOORZITTER; Ik concludeer dat de fractie van de heer Sandberg er geen bezwaar tegen heeft dat de interpellatie gehouden wordt. Mevrouw PAULUSSEN: Namens een groot deel van onze fractie wil ik het interpellatieverzoek van de heer America van harte onder steunen. In tegenstelling tot de heer Sandberg hebben wij geen en kele moeite met de termijn van behandeling van de aangevraagde interpellatie. De onderhavige kwestie heeft al diverse keren in de raad diepgaand ter discussie gestaan. Het college had wat ons be treft dan ook de zaak vanavond kunnen behandelen. Wij hebben er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 795