796 27 SEPTEMBER 1973 een bezwaar tegen dat de interpellatie op 18 oktober aan de orde omt. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ook ik ben het ermee eens dat de heer America toestemming krijgt tot het houden van een inter pellatie. Ik vind dat de daarin aan te snijden kwestie naar buiten gebracht moet worden. Dit alles is al enige tijd aan de orde; half augustus hebben de woningbouwverenigingen de desbetreffende mede deling gedaan, zodat het college al geruime tijd op de hoogte is en zich waarschijnlijk al heeft voorbereid op de consequenties van het besluit van de woningbouwverenigingen. Ik acht het van belang dat ook in de commissie voor openbare werken over dit onderwerp gesproken kan worden. Ik zou de wethouder via u nog eens willen verzoeken de correspondentie en alle stukken die op deze zaak be trekking hebben ter visie te leggen en in het openbaar te doen be handelen. De heer SPANJER; Evenals de heer Sandberg heb ik mij afge vraagd of bij de vragen van de heer America het beleid van het col lege wel in het geding is. Ik ben tot dezelfde conclusie gekomen, namelijk dat dit bij een groot aantal vragen niet het geval is. Bo vendien heeft de vergadering van vanavond betrekking op een spe ciaal onderwerp. Ik zou er dan ook geen vrede mee kunnen hebben als de interpellatie vanavond gehouden zou worden. Tegen een inter pellatie op 18 oktober heb ik geen bezwaar. De heer KROON: Ik heb er geen bezwaar tegen dat de heer America een interpellatie houdt, te meer daar met hem is overeen gekomen dat de beantwoording op 18 oktober zal plaatsvinden. Ove rigens deel ik de opvatting van de heren Sandberg en Spanjer dat hier vragen aan de orde zijn die niet het beleid van het college betref fen, maar dat blijkt dan wel op 18 oktober. De VOORZITTER: Uit de gehouden betogen meen ik de con clusie te kunnen trekken dat de raad de heer America met algemene stemmen toestemming geeft om het college van burgemeester en wet houders te interpelleren. Indien deze toestemming verleend wordt, is artikel 22, lid 4 van het reglement van orde van toepassing, waarbij ik aanteken dat het een uitdrukkelijke wens is van de heer America en van anderen uit deze raad de interpellatie op 18 oktober te doen plaatsvinden. Zoals artikel 22 voorschrijft kan het antwoord in de zelfde vergadering gegeven worden of, indien dat niet mogelijk is, in een volgende vergadering. Ik meen dat wij de discussie met deze conclusie kunnen be ëindigen. De heer AMERICA: Zo had ik het niet bedoeld. Ik heb niet bedoeld dat ik de volgende vergadering de vragen mag stellen en dat het college dan een maand later antwoordt. Ik had bedoeld dat de volgende maand, dus op 18 oktober, het college antwoordt. Wij hebben elkaar blijkbaar verkeerd begrepen. De VOORZITTER: Ik constateer dat mevrouw Paulussen het woord verlangt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 796