27 SEPTEMBER 1973
803
activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten gedekt kunnen
worden. Ook dit punt is volkomen mistig. De bestemming van de 2°Jo
is in het voorstel niet duidelijk meer terug te vinden. Met veel goede
wil kan men enkele mogelijkheden ontdekken en uitgaven aanwijzen
waaraan de 2% vermoedelijk is besteed, maar dit blijft een soort raden.
Ik meen niet dat wij hier zijn om dergelijke spelletjes te beoefenen.
Vervolgens iets over de budgettaire situatie. De resultaten van-
de voorbije jaren zijn keurig in het voorstel opgenomen; het was leuk
dat weer eens op een rijtje te zien. Daarbij blijkt dat er gedurende en
kele jaren een batig saldo is geweest dat steeds kleiner is geworden.
Daarna ontstaat er een nadelig saldo dat steeds groter wordt. Ik wijs er
op dat het tekort van de rekening over 1972 groter is dan het tekort dat
nu wordt geraamd voor 1974. Ik vraag mij af of de begrotingen inder
tijd veel te optimistisch waren of dat de bewaking slecht is geweest.
Indien het laatste het geval is, mogen wij hopen dat de bewaking nu
beter is. Enige zekerheid daarover hebben wij natuurlijk niet; eerst
zullen wij moeten afwachten hoe de resultaten van 1973 zullen zijn.
Ik kom nu op de saneringscommissie. De voorgestelde maatrege
len kunnen door uitschakeling van de raad in ongewijzigde vorm aan
de raad worden voorgelegd en door de raad worden geaccepteerd. Waar
om geen tussentijds overleg met bijvoorbeeld één van de commissies
van advies en bijstand over de sanering? Het lijkt mij dat er vérgaande
maatregelen zullen worden voorgesteld en ook in dit opzicht lijkt het
mij belangrijk dat de raad vroegtijdig van een en ander op de hoogte
wordt gebracht.
Het college wijst het aanvragen van een aanvullende bijdrage
af. Daarvoor worden enkele redenen aangevoerd. Het is mogelijk dat
het college de niet duidelijk uitgesproken gedachte koestert dat wij de
moeilijke financiële situatie voor een groot deel aan onszelf te wijten
hebben. Het staat wel erg sneu als men dan moet aankloppen bij het
rijk. Bovendien heeft men in dat geval bijzonder weinig kans. Indien
dit niet juist is, zijn er mijns inziens vrij veel redenen te vinden voor
het aanvragen van de aanvullende bijdrage. Op die manier komt immers
de verantwoordelijkheid te liggen waar zij thuishoort. Het is duidelijk
dat wij voor moeilijkheden die buiten onze schuld ontstaan zijn bij het
rijk kunnen aankloppen.
De budgetverdeling moet eigenlijk ongewijzigd aanvaard worden.
De enige uitweg die in het voorstel wordt genoemd is dat er eventueel
van de verdeling zou kunnen worden afgeweken wanneer zich financi
ële calamiteiten voordoen. Nu weten wij in het algemeen in Breda wel
wat "financiële calamiteiten" zijn maar meestal kennen wij ze niet
vóór de begroting.
Wij vragen ons af of in de toekomst niet bezuinigd zou kunnen
worden door eerder genomen raadsbesluiten kritisch te bekijken en even
tueel opnieuw in de raad aan de orde te stellen; de lasten die deze be
sluiten in de komende jaren met zich mee zullen brengen zijn namelijk
zeer hoog. Ik denk in dit verband aan de Dr. Struyckenstraat, de Tram-
en Gasbrug en aan de Kennedybrug. Ten aanzien van de Kennedybrug
zijn er geen mogelijkheden; wij hebben nog steeds geen behoefte aan
de bouw van deze brug maar wij kunnen niet meer tegenhouden dat het
daarvoor uitgetrokken geld wordt uitgegeven. Ik heb voorts even ge
dacht aan het onderhoud van straten en pleinen. Laatst heb ik in de
krant gelezen dat de Nieuwstraat voorzien moest worden van een nieu
we bestrating; ik geloof niet dat Breda daar nu direct op zit te wachten.
Op dergelijke punten kan men waarschijnlijk enigszins bezuinigen.