27 SEPTEMBER 1973
807
door de ambtenaren en het college, maar wij zijn feitelijk niet bij
die studie en dat onderzoek betrokken. In de commissie algemene za
ken is een zeer summiere notitie omtrent de samenstelling van dat al
gemene beleidsplan aan ons voorgelegd. Hierover is door de commis
sie gesproken en er werd gezegd dat er moest worden geprobeerd de be
langrijke vragen die door u in de notitie waren gesteld zelf te beant
woorden. Uitgaande daarvan zou dan een nlan moeten worden geformu
leerd. Wij zijn het met u eens dat de opstelling van een beleidsplan
ning een moeilijke en ingewikkelde aangelegenheid is, waarbij dan
eventueel een nota moet worden geproduceerd. De heer Van Banning
heeft er echter reeds op gewezen dat dit voor de ontwikkeling van de
stad noodzakelijk is. Onzes inziens moet het ook mogelijk zijn mét de
potentie die in de raad op bestuurs- en beleidsgebied aanwezig is tot
een beleidsopstelling te komen. Wij hebben hierover in de fractie al
meerdere malen gesproken en met betrekking tot een aantal punten voor
het beleid in de toekomst zijn wij in meerderheid tot de conclusie ge
komen dat er verschillende beleidsuitgangspunten door ons kunnen wor
den vastgesteld. Wij zijn van mening dat er wat betreft het inwonertal
en de omvang van het grondgebied van een stabilisatie of geringe groei
sprake zou moeten zijn. De omvang van het huidige grondgebied moet
min of meer als een vast gegeven worden aanvaard. Als men van deze
opstelling die door de meerderheid van onze fractie wordt onderschre
ven uitgaat, moeten er mogelijkheden zijn om het verzorgingsniveau
aan kwaliteit te doen winnen waaraan voor de stad zeker behoefte is.
Het is een noodzaak om op terreinen als de volkshuisvesting, het on
derwijs, de werkgelegenheid en meer in algemene zin het welzijn een
opvoering van de kwaliteit te verwezenlijken. Wij zijn ook van mening
dat een wijziging van de portefeuilleverdeling voor die nieuwe ontwik
keling noodzakelijk zal zijn. Daarover zal zeker door het college en de
raad een studie moeten worden gemaakt. Wij willen evenals de heer
Van Bannine een beroep op het college doen met een dergelijke op
stelling te komen, ondanks de vele tekortkomingen die wij ook voor
zien en de risico's die daaraan zullen zijn verbonden. Wellicht kan
daarbij een commissie uit de raad waarin ook leden van het college en
ambtenaren zitting hebben een hulpmiddel zijn.
Wat betreft de behandeling van dit voorstel, de budgetverdeling
en de begroting voor 1974, heeft de wethouder van financiën in de raads
vergadering van 12 april verklaard dat het de bedoeling van deze wijze
van behandeling zou zijn een nieuwe en intensievere manier van begro
tingsbehandeling waarbij de raad betrokken zou zijn mogelijk te maken.
Tot op heden is hiermee zeker in de commissie van financiën rekening
gehouden. Van het begin af aan is deze commissie hierbij betrokken
geweest en wij hebben herhaaldelijk verhelderende informatie gekre
gen. Nu de concrete afronding van de begrotingsbehandeling nadert is
het van belang dat de andere commissies en de raad daarbij worden be
trokken. Wij menen dat daarvoor onvoldoende zekerheid bestaat in het
thans voorliggende voorstel. In feite, is in de afdeling financiën wel
enigszins sprake van het beleid, maar niet in de portefeuilles omdat wij
ons daartoe niet bevoegd achten. Die beleidsbepaling in de portefeuilles
zal door prioriteitenstelling en het afwegen van de beleidsbeslissingen
moeten plaatsvinden. Deze fase gaat nu beginnen en zij is naar onze
mening één der belangrijkste bij de begrotingsbehandeling. De wethou
der heeft op 12 april gezegd dat dit ook de bedoeling was. Hij heeft on
der andere gesteld: "Het is mogelijk de verdeling van het budget aan
te passen aan die sectoren die een hogere prioriteit hebben dan andere
sectoren". Wij hebben die toezegging opgevat in die zin dat in de com-