816 27 SEPTEMBER 1973 beheersen. Het college, de raad en het totale ambtenarenapparaat moe ten leren werken met deze nieuwe methode waarmee thans een begin wordt gemaakt. Ik hoop dat de raad -- ik vertrouw daar ook op -- er re kening mee zal houden dat er in de beginfase tekortkomingen aanwezig zullen zijn en dat men er oog voor zal hebben dat juist bij het beginnen met nieuwe methodes, die naar mijn mening in grote lijnen tegemoet komen aan hetgeen de raad vraagt, ervaring moet worden opgedaan; ook in dit geval zal dit met vallen en opstaan gepaard gaan. Ik wil vooraf enkele algemene opmerkingen maken, binnen welk kader ik de beantwoording van de vragen zal plaatsen. Als wij de richt lijnen van het Rijk bekijken en de feitelijke uitwerking daarvan geduren de de afgelopen jaren en ook de richtlijnen die nu van de rijksoverheid zijn uitgegaan -- hierbij zou een uitvoerige documentatie van perspu blicaties en van de V.N. G. kunnen worden gevoegd -- moet men con stateren dat de reële groei van een gemeente bijzonder beperkt is. De uitkeringen aan de gemeenten stijgen niet zodanig dat er met behoud van wat reeds wordt gedaan nieuwe activiteiten kunnen worden ontplooid die aansluiten op hetgeen misschien in de veranderende samenleving ge wenst wordt geacht. Dit is het algemene beeld van de Nederlandse ge meenten; voor Breda komt daar echter nog iets bij. Het is niet de eerste maal dat wij daarover spreken, maar ik wil dit toch nog eens onder uw aandacht brengen. Breda heeft namelijk een dalend inwonertal. Men kan verschillend denken over de grootte van een plaats en het aantal inwoners dat die plaats heeft. Uit tal van oogpunten kan men stellen dat het be ter zou zijn als een bepaalde plaats minder inwoners zou hebben, maar u moet daarbij dan wel in het oog houden dat daardoor het inkomstenpeil van de gemeente in de feitelijke Nederlandse situatie ongunstig wordt be- invloed. Dit beperkt de mogelijkheden voor de gemeente die in een der gelijke situatie verkeert en Breda verkeert in die situatie. Dat scheelt ons dit begrotingsjaar enkele tonnen. Op het gehele bedrag scheelt dit wel niet zo veel, maar als deze tendens blijft voortgaan en als er geen ver beteringen optreden is dit voor Breda nadelig. Voorts moesten wij constateren dat op grond van de feitelijke ont wikkeling de eigen inkomsten uit de bedrijven, met name uit het bedrijf Enwa, moesten worden verminderd. Er is reeds in deze raad betoogd dat het weinig zin heeft inkomsten te ramen die men niet kan incasseren. Als men een nieuw beleid wil realiseren moeten een herstructurering en een verandering binnen het totaalpakket van uitgaven worden gerealiseerd. De realiteit gebiedt dat wij ons realiseren dat dit alles niet onmiddellijk en ook niet tegelijkertijd kan. De raad heeft naar mijn mening bij de be handeling van de nota-budgetverdeling en de budgettaire capaciteit eigen lijk dit principe, vastgesteld. Hij heeft dit niet zo duidelijk uitgesproken, maar door 2% van de totale capaciteit te reserveren voor nieuwe activi teiten heeft hij hierop geen kritiek uitgeoefend. De raad heeft wel ge steld dat er eigenlijk een totaalplan aanwezig zou moeten zijn. U weet dat ik daarop heb geantwoord dat dit voor deze begroting niet mogelijk zou zijn en ik heb zelfs daarbij gezegd dat een beleidsplan dat in centen is vertaald naar mijn mening ook voor 1975 niet kan worden opgesteld. Uitgaande van de situatie in Breda hebben wij nagedacht over de vraag hoe de begroting in samenwerking met de raad zou kunnen worden behandeld, waarbij dan ook een poging zou worden gewaagd de raad meer duidelijkheid te geven; ik spreek hier uitdrukkelijk van "een poging wa gen". Het is onze overtuiging dat in de begrotingen die wij tot nu toe hebben gekend en die in de komende tijd ook op die wijze zullen wor den opgesteld een grote hoeveelheid gedetailleerde gegevens stond die allen in centen waren vertaald.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 816