820
27 SEPTEMBER 1973
De heer Sandberg heeft gevraagd waarom het gehele takenpakket
niet eerder is doorgelicht en waarom men een jaar verloren heeft laten
gaan. Misschien was het college in dezen te optimistisch. Wij waren
van mening dat het doorlichten van de taken, waarover wij in de april-
vergadering ook hebben gesproken, op verschillende manieren zou kun
nen plaatsvinden. Ik heb in dit verband gewezen op de bezuinigingsin
specteur en de bezuinigingswethouder. Wij hebben afgesproken dat de
beoordeling feitelijk in de functies het best zou kunnen plaatsvinden en
de raad heeft daar ook mee ingestemd. Met de raad en de ambtenaren
is hierover uitvoerig gepraat en aan de hand daarvan hebben wij de func
ties verzocht met voorstellen binnen het budget te komen. Dit heeft niet
geleid tot het resultaat waarop wij hoopten, waarvoor naar ik aanneem
ook duidelijk redenen zijn aan te geven, zodat ik de functies daarover
geen verwijt wil maken. Wij hebben dit te optimistisch beoordeeld toen
wij de methodiek vaststelden.
De heer Sandberg heeft vragen gesteld over de meeropbrengst van
de belastingen. In het rapport budgettaire capaciteit is wel gesteld --
in de raad is daarover uitvoerig gediscussieerd -- dat wij altijd het uit
gangspunt hebben gehanteerd dat er twee bronnen van inkomsten zijn, na
melijk de rijksinkomsten en de eigen inkomsten uit de belastingen etc.
Wij hebben toegezegd dat wij zouden nastreven dat de groei van de rijks
inkomsten en die van onze eigen inkomsten ongeveer parallel zouden lo
pen, hetgeen ook in het rapport budgettaire capaciteit is verwerkt. De
belastingcapaciteit kunnen wij op basis van dit rapport als meerinkom-
sten ramen. Over de verdeling over de verschillende belastingen zullen
u nog concrete voorstellen bereiken.
Ik wil voorts ingaan op de tarieven voor water, gas en elektrici
teit, waarbij ik meteen iets wil zeggen naar aanleiding van de opmer
kingen van de heer Crul. Wij hadden als inkomsten van het gehele Enwa-
bedrijf meer geraamd vanwege de te verwachten tariefsstijging. Ik heb
in de commissie financiën daarvan gezegd dat er met betrekking tot de
raming van het Enwa-bedrijf twee elementen aanwezig zijn, namelijk
ten eerste een winstraming op basis van de nu bekende gegevens, waar
over uitvoerig overleg is gepleegd. Het college heeft gezegd dat die ra
ming op verantwoorde uitgangspunten moet steunen, zodat wij erop mo
gen vertrouwen dat die raming ook wordt geëffectueerd. Voorts bestaat
de mogelijkheid dat de tarieven niet zodanig worden verhoogd als wij
veronderstellen en ik heb ook in de commissie financiën gezegd dat wij
daarvoor het bedrijf niet aansprakelijk kunnen stellen, omdat die ontwik
keling buiten de macht van het bedrijf plaatsvindt.
De heer Sandberg heeft gevraagd in hoeverre die lastenverzwaring
voortgang kan vinden, maar op deze vraag kan ik geen antwoord geven.
Het is voor he*- college en de wethouder van financiën altijd onplezierig
lastenverzwaringen te presenteren. Wij moeten echter wel reëel staan te
genover het feit dat prijzen en kosten zich in opwaartse richting ontwikke
len. Als gemeentelijke overheid ontkomen wij niet aan hetgeen wij voor
de Bredase samenleving moeten doen en dit is aan kostenstijgingen on
derhevig, zodat men niet kan stellen dat er geen lastenverzwaring mag
plaatsvinden. Wij hebben indertijd met de raad afgesproken dat wij de
eigen inkomstencapaciteit bewust in het oog moeten nouden; wij mogen
niet alleen van de verhoging van de rijksinkomsten afhankelijk zijp.
De heer Sandberg heeft ook nog gesproken over de onroerend-
goedbelasting. Het is de bedoeling dat deze per 1 januari 1975 in Breda
in werking treedt. Het college is voornemens hierover in de commissie
vergadering van de commissie financiën op 5 oktober een voorstel te
presenteren. Wij zullen dan een datum afspreken waarop wij het voorstel