27 SEPTEMBER 1973
821
ter voorbereiding van de raadsvergadering zullen behandelen. Wij zet
ten alles op alles om daarmee gereed te komen, omdat het uitermate
belangrijk is, dat wij dit jaar met de voorbereiding rond komen aange
zien dit per 1 januari 1975 soelaas zal kunnen bieden.
De heer Sandberg en anderen hebben gevraagd naar een overzicht
van de stand van zaken. Ik heb al gezegd dat het uitgesloten is alle pun
ten die in het college aan de orde zijn geweest aan de commissies voor
te leggen. Mijns inziens is dit ook niet het belangrijkste facet. Het is het
belangrijkste dat de commissies inzicht hebben in de kwesties die door
de staven en wethouders belangrijk worden geacht»
Vervolgens heeft de heer Sandberg gevraagd welke redenen wij heb
ben om aan te nemen dat de financiële situatie over twee jaar gezond
zal zijn. Het college meent dat de situatie inderdaad kan worden gesa
neerd en dat het tekort kan worden opgevangen. Wij zijn van mening
dat het proces van het tegen elkaar afwegen van gewenste activiteiten
en nieuwe zich aandienende activiteiten blijvend aan de orde zal moe
ten zijn als wij een stad als Breda goed willen besturen. In de commis
sies zal worden uitgemaakt of onze verwachtingen zullen uitkomen of
dat wij in dit opzicht te optimistisch zijn geweest.
De heer Sandberg heeft gezegd dat het bij investeringen van be
lang is na te gaan hoe de samenhang van de exploitatielasten is. Wij
zullen de investeringen met de bijbehorende exploitatie-overzichten
aan u presenteren. Hiervan is één voorbeeld in deze begroting aan te
wijzen. Zowel het tekort van de dienst met betrekking tot het zwembad
Breda-Noord als de ontvangsten van de meebetalende instantie onder
wijs zijn geraamd.
De heer Sandberg is het er wel mee eens dat het tekort zo klein
mogelijk wordt gehouden.
De heer Van Os meent dat aan de raad geen helder en duidelijk
voorstel is overgelegd, hetgeen ik betreur. Wij hebben ons best gedaan
u een zo inzichtelijk mogelijk voorstel voor te leggen, maar uit het
voorbeeld dat wii hebben gegeven blijkt dat dit niet aan onze verwach
tingen heeft beantwoord. Wij hebben u getoond welke bezuinigingen er
op de hoofdpunten zijn doorgevoerd en wij hebben hiermee rekening ge
houden in de andere kolom. Hoewel wij hebben overwogen wat uitvoe
riger te zijn, hebben wij daarvan afgezien omdat wij meenden dat het
beter zou zijn de hoofdpunten te vermelden die door de verschillende
functies zijn aangegeven.
Ik meen dat ik de opmerkingen over het collegestuk reeds heb be
antwoord op grond van mijn opvatting die ook in het college is bespro
ken.
Over de werking van de commissies van advies en bijstand heb ik
eveneens al iets gezegd. Ik vind het bijzonder prettig dat men heeft ge
steld dat de gehele methodiek in de commissie van financiën uitvoerig
is behandeld en dat de commissie hierbij van meet af aan is ingescha
keld. Het is niet juist dat de overige commissies alles nu maar zonder
meer moeten accepteren. Het college zal op basis van hetgeen nu in de
stukken staat de deelbegrotingen in de commissies behandelen. Deze
zullen dan de afweging van de prioriteiten binnen de sector beoordelen.
Ik wil u voorts mededelen hoe het college over het algemeen denkt over
het functioneren van de commissies. Dit is een serieuze aangelegenheid
waar wij in de raad eens over moeten nadenken. Het gevaar kan aanwe
zig zijn dat de commissies als een soort van pressiegroepen voor de eigen
sector zouden gaan functioneren. De afweging in h.aar totaliteit zou daar
door ook ernstig in gevaar komen. Het is de bedoeling dat de commis
sies zich met name zullen bezighouden met de prioriteitstelling binnen