27 SEPTEMBER 1973 827 zijn, waarbij dan een beroep wordt gedaan op de aanvullende bijdrage. Het college probeert natuurlijk de goedkeuring tot het bouwen van het zwembad Breda-Noord bij wijze van spreken vandaag nog binnen te krij gen en als wij goedkeuring hebben ontvangen, zal het zwembad inder daad worden gebouwd. Als G. S. echter constateren dat het tekort gro ter zal worden en er een aanvullende bijdrage moet worden aangevraagd is de mogelijkheid aanwezig dat het zwembad Breda-Noord niet zal kun nen worden gebouwd. Anderzijds moet ik stellen dat het aanvragen van een aanvullende bijdrage niet betekent dat er in het geheel niets nieuws kan worden gerealiseerd, maar voor ieder geval moet dan afzonderlijk de goedkeuring worden verkregen. Blijkens de ervaringen die verschil lende gemeenten hiermee hebben, is dit een bijzonder moeilijke "be valling". Ik kan de heer Crul op zijn vraag dus geen exact antwoord ge ven. U hebt wellicht inmiddels het lijstje met nieuwe projecten ontvan gen en het gevaar bestaat dat de uitvoering hiervan voor kortere of lan gere tijd zal worden geblokkeerd. Om die reden menen wij de raad te moeten voorstellen het tekort zo beperkt mogelijk te laten zijn en alles in eigen handen te houden. Juist hetgeen in die nieuwe activiteiten is verscholen is naar onze mening de moeite en pijn rond deze begroting waard. De heer Kroon heeft onder andere over het Enwabedrijf gesproken. Ik heb al het een en ander gezegd over de risico's die aan de tarieven- kwestie zijn verbonden. Ik ben het met hem eens dat de aanzet tot de sanering en de verscherping van het inzicht hierbij duidelijk aanwezig zijn. De heer Koertshuis kan de uitgangspunten over het algemeen wel onderschrijven. Hij heeft nog kritiek uitgeoefend op de methode en ik meen dat ik daar reeds op ben ingegaan bij de beantwoording van vra gen van andere sprekers. De heer Koertshuis heeft zich afgevraagd of het mogelijk zal zijn de sanering in twee jaar tijd te doen plaatsvinden. Het is mogelijk dat de twijfel van de heer Koertshuis terecht is, maar ik hoop dat dit niet het geval zal zijn. De heer Koertshuis heeft vervolgens nog vragen gesteld over de per centages. Ik wil erop wijzen dat volgens de methodiek die door de raad is vastgesteld binnen de vastgestelde percentages reeds verschuivingen zijn aangebracht. U hebt kunnen constateren dat bij verschillende portefeuilles sommige percentages hoger zijn gesteld dan andere. Hetgeen is vastge steld heeft het college dus al in zijn voorstellen in praktijk gebracht. De heer Van Loon heeft gezegd dat de belangrijkste fase van de nieuwe methodiek nog zal komen en hij bedoelt dan de prioriteitstelling in de commissies. Ik ben het hiermee eens, maar ik meen dat ik daar op al voldoende ben ingegaan. Vervolgens heeft hij gesproken over de fundamentele aanpak van het uitgavenbeleid, waarbij iedereen met betrekking tot de eigen sec tor van dit uitgavenbeleid efficiënt en selectief te werk moet gaan. Op de bewaking van de uitgaven ben ik eveneens voldoende inge gaan. Ik hoop dat wij deze poging --de heer Van Loon heeft gesproken van een uitdaging -- kunnen waarmaken, waarmee wij dan tenminste de waardering van de heer Van Loon kunnen verdienen. De vragen over de 2a]o heb ik reeds beantwoord door de uitreiking van het lijstje. Er is een vraag gesteld over de formulering op pagina 9 van het voorstel waarbij wordt gesteld dat de opbrengst van de onroerend-goedbe- lasting zal worden bestemd voor Breda-Noord en het schoolzwemmen. Nu ik deze passage overlees kom ik tot de conclusie dat wij beter een andere formulering hadden kunnen kiezen. U moet dit plaatsen in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 827