27 SEPTEMBER 1973
831
welk verschil er in deze situatie kan optreden. Wij dringen al jaren
lang op de bouw van dit zwembad aan en om allerlei redenen is het er
nog altijd niet. Zou de situatie er op dit gebied veel ongunstiger op wor
den als wij op een gegeven moment genoodzaakt zijn een aanvullende
bijdrage aan te vragen? Ik kan mij niet voorstellen dat deze dan nog
moeilijker wordt.
Voorts hebt u nog gesteld dat de beleidsnota niet op korte termijn
kan worden verwacht. Dit was ons al bekend, maar wij vragen ons af of
hiertoe al een aanzet is gegeven. U hebt ons wel in het vooruitzicht ge
steld dat binnen afzienbare tijd beleidspunten aan ons zullen worden voor
gelegd maar u omgeeft deze toezegging weer met woorden als "als", "in
dien""voorzover" enz. Onze verwachtingen zullen wij wat dit betreft
daarom maar niet te hoog spannen.
Samenvattend kan ik zeggen dat wij naar onze mening vanavond
worden geplaatst voor een te vérgaand voorstel. Wij hebben getracht op
papier te zetten in hoeverre wij met uw voorstel kunnen meegaan. Graag
wil ik u hierbij een amendement overhandigen.
De heer SANDBERG: Ik wil de wethouder bedanken voor zijn uit
voerige betoog. In tegenstelling tot de heer Van Os ben ik van mening
dat de wethouder op een aantal vragen zeer concreet is ingegaan en ze
ker de leden van de raad die geen deel uitmaken van de financiële com
missie duidelijkheid heeft verschaft.
Ik ben blij dat er toch een eerste begin met een beleidsnota is
gemaakt; die indruk heb ik althans gekregen. Ik hoop dat een en ander
hiervan ons toch nog vóór de begroting mag bereiken.
Graag wil ik nog een viertal kanttekeningen maken bij het be
toog van wethouder Broeders. Het meerjarenoverzicht van de financiële
consequenties van de investeringen in de komende periode is duidelijk
binnen het kader van de periode dat wij werken met een niet sluitende
begroting gebracht. De wethouder heeft gezegd dat er met betrekking
tot het zwembad reeds een eerste begin is gemaakt; wij kunnen hierdoor
duidelijk constateren hoe de dekking in 1975 zal plaatsvinden. Ik kan
de wethouder natuurlijk ook vragen hoe het dan staat met de ƒ.285.000,™
voor de Schooladvies- en begeleidingsdienst en met de 50.000,— voor
de regio. Welke consequenties brengt dit met zich mee? Betekent dit
dat wij in 1976 een bedrag van ongeveer ƒ.1.000.000,— voor de School
advies- en begeleidingsdienst zullen hebben gegeven en voor de regio
ruim een halve ton? Wij moeten ons hiervan eigenlijk nu al een beeld
vormen als wij de volgende maand een beslissing over die bedragen wil
len nemen.
Vervolgens wil ik nog enkele opmerkingen maken over de lasten
verzwaring die wij onze burgerij opleggen. Ik heb mij duidelijk niet be
perkt tot de belastingcapaciteit, maar ik heb gesproken over de lasten
verzwaring voor onze burgers. De wethouder heeft gezegd dat de groei
van de rijksinkomsten parallel moet lopen met die van de eigen inkom
sten, maar ik vraag mij wel af op grond van welke optiek het college
dit heeft benaderd. Is het college, uitgaande van de stelling dat de las
tenverzwaring voor de burgerij parallel moet lopen met de lastenver
zwaring van de zijde van de overheid, tot de conclusie gekomen dat de
lasten met 10%, met 15of met 20% moeten stijgen? Ik heb meer de
indruk dat u teneinde het tekort zo klein mogelijk te doen zijn tot een
aantal belastingverhogingen en lastenverzwaringen bent gekomen.
Ik heb nooit in twijfel getrokken dat .1.400.000,— aan winstuit
kering van het Enwabedrijf reëel is, maar ik zal graag van de wethouder
vernemen of reeds kan worden voorzien dat in 1975 en 1976 soortgelijke