27 SEPTEMBER 1973 835 Wethouder BROEDERS: De heer Van Os heeft gezegd dat wij het zwembad Breda-Noord als een stok achter de deur hanteren en daar heb ik bezwaar tegen want dit is niet waar. Ik heb gezegd dat hierin enig risico schuilt en dat wij hieromtrent ook geen zekerheid hebben. U hebt daardoor de informatie ontvangen waarop u recht hebt. Het is naar mijn mening gewoon menselijk dat wij niet alles zeker weten en bovendien is dit meermalen terecht door de raad aan het adres van het college ge zegd. De heer Sandberg heeft gevraagd naar een meerjaren-inzicht met betrekking tot nieuwe activiteiten. Dit is een belangrijk onderwerp, maar het zou te ver voeren nu uitvoerig in te gaan op de voorbeelden die hij daarbij heeft genoemd. Over één kwestie zou ik nu wel een oor deel kunnen geven, maar het is beter het onderwerp van de Schooladvies- en begeleidingsdienst in de commissie aan de orde te stellen. Voorts heeft de heer Sandberg gesproken over de lastenverzwaring voor de burgerij en de optiek van het college daaromtrent. De optiek van het college is geëtaleerd in het rapport inzake de budgettaire capa citeit dat in april in de raad is behandeld. Hierin hebt u de motieven en de opvattingen van het college kunnen terugvinden en wij hebben niet geconstateerd dat daartegen door de raad bezwaren zijn gemaakt. Dit wil niet zeggen dat altijd en onder alle omstandigheden die uitgangspun ten onverkort zouden moeten worden gehandhaafd; ook op dat gebied moeten er wellicht wel eens bijstellingen plaatsvinden. In het rapport inzake de budgettaire capaciteit hebben wij onze gedachten neergelegd en nadien hebben wij de lastenverzwaring niet opgevoerd. Wij zijn uit gegaan van het rapport dat in de raad is behandeld, wij hebben daarop onze inkomstenramingen gebaseerd en op grond daarvan zijn wij, toen de uitgavenramingen niet binnen het bedrag konden worden gehouden, met het voorstel gekomen de begroting niet sluitend te doen zijn. Dit is dus niet gehanteerd als een soort sluitpost op de begroting. Ik heb al gezegd dat er wat betreft de tarieven van de Enwa een risico in het spel is. Het tarievenbeleid kan dus ook door ons niet geheel in de hand worden gehouden. Afgezien daarvan kan ik stellen dat de opzet op reële, economisch-verantwoorde gronden steunt, zodat wij mo gen veronderstellen dat deze lijn in de volgende jaren kan worden door getrokken. Als er veranderingen optreden in verband met het tarieven beleid of andere onvoorziene omstandigheden moet er natuurlijk een bijstelling plaatsvinden. Het college heeft gesproken over het inzicht in de portefeuilles. Het is inderdaad de bedoeling dat getracht zal worden aan de commis sies duidelijk te maken welke de achtergronden zijn van de deelbegro tingen. Dit zal per functie door de functiewethouder met zijn mensen worden voorbereid, zodat bij de besprekingen van de deelbegrotingen inzicht kan worden gegeven. Het was bepaald niet mijn bedoeling de heer Van Banning uit te dagen. Ik heb slechts willen etaleren dat de zorg over de financiële si tuatie aan deze zijde zeker al geruime tijd aanwezig was en ik heb mij daarbij niet in het bijzonder tot de heer Van Banning gericht. De heer Van Banning heeft ook terecht gesteld dat hierop al verschillende ma len van de zijde van G. S. is gewezen. Ik weet niet of ik met betrekking tot de reservepositie optimis tisch ben geweest. Hierbij heb ik enkele kanttekeningen geplaatst die aangaven dat deze minder gunstig zou kunnen zijn dan wij op dit mo ment veronderstellen. Graag zal ik nog eens doornemen wat de heer Van Banning in eerste instantie heeft gezegd. Het lijkt mij overigens verstandig de gehele discussie nog eens door te lezen, omdat wij met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 835