83 18 JANUARI 1973 Wie kan het de mensen euvel duiden dat zij, nu de woningen leuk opgeknapt worden of zijn, de verdere inrichting ook wat aardiger willen maken, in plaats van het allergoedkoopste te moeten doen? En wat heeft men dan nog helemaal? Het zijn en blijven heel eenvoudige woningen die heel eenvoudig zijn ingericht. Ruimte voor luxe is er trouwens niet. Het gaat de bewoners extra geld kosten, maar zfj hebben toch geen schuld aan de hele misère van de woningsituatie? Het bovenstaande geeft ons de vrijheid om, na alles wat er al over is gezegd en geschreven, het volgende aan u voor te leggen. Wj zouden u willen vragen nog eens goed te onderzoeken of er ergens in de begroting niet nog wat ruimte is te vinden die kan worden gebruikt om de extra kosten op te vangen. Wij weten het, het gaat voor 1973 om 80. 000,-- extra. Komt u dan, bijvoorbeeld in maart, nog eens bij de raad terug en legt u de raad dan zonodig een aantal keuzemogelijkheden voor, opdat de raad uiteindelijk een beslissing kan nemen. De heer VAN DUIJL: Uw voorstel tot verhoging van de tegemoet koming aan de bewoners bij krotontruiming en woningverbetering is in dringend in onze fractie behandeld. Ik wil u niet verhelen dat wij met dit voorstel veel moeite hebben. Ik plaats dit tegen de achtergrond van het feit dat de minister meent een uitzondering te moeten maken voor de vier grote steden - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht - bij het vaststellen van de rijksbijdrage. Ik kom hier nog nader op terug. Bezien wij nu de situatie in Breda, dan blijkt dat Breda op dit mo ment uit eigen middelen grote bedragen beschikbaar moet stellen en ook wenst te stellen voor renovatie, woningverbetering en structurele verbeteringen. Deze middelen komen ten laste van de risicoreserve en de onderhoudsfondsen. Dat hiervoor de post risicoreserve wordt aange sproken vindt de K„ V. P. -fractie juist, maar dat hiermee deze reserve grotendeels wordt uitgeput, is een zaak die nauwlettend in de gaten moet worden gehouden. Het betekent namelijk dat er in de toekomst geen dekking meer aanwezig zal zijn voor onvoorziene kapitaalsuitga ven. Dat dit gevaar niet denkbeeldig is, blijkt alleen al uit het feit dat het oorspronkelijke krediet van 2.679.700, -- voor de renovatie van het Westeinde, door de raad vastgesteld op 20 september 1971, op 14 september 1972 moest worden verhoogd met 1.012.547,--, zodat voor deze renovatie nu een bedrag beschikbaar is gesteld van 3.692.000, Dit betekent ruwweg 30, 000, -- per woning. Dit was eveneens noodzakelijk voor de renovatie van de Vestkant en de Vestingstraat, waarvoor nu een krediet is verleend van in totaal 1,7 miljoen. Daar renovaties tot de moeilijkst te ramen projecten ehoren in verband met onvoorziene gebreken die naar voren komen, die toch meegenomen moeten worden, lijkt het ons reëel er rekening mee te houden dat wij bij volgende projecten voor dezelfde situatie zullen komen te staan. In de afgelopen dagen hebben wij een onderhoud gehad met afge vaardigden van de beide comité's van het Westeinde, waarin wij in een zeer'prettig gesprek van gedachten hebben gewisseld over het ip uw voorstel genoemde bedrag van 1.750, --. Wij kunnen veel begrip op brengen voor de door deze afgevaardigden naar voren gebrachte argumen ten, omdat wij weten dat met een bedrag van 1,750, -- de bewoners de kosten die zij zelf moeten maken niet geheel kunnen bestrijden. ïk geloof dat dit ook niet van de overheid kan worden verlangd en hiervoor zijn talrijke argumenten aan te voeren. Tegen de achtergrond van het feit dat de gemeente Breda in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 83