856
18 OKTOBER 1973
3. BEANTWOORDING VAN DE MET TOEPASSING VAN ARTIKEL 22
VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN
DE GEMEENTERAAD DOOR HET RAADSLID DRS. P. AMERICA GE
STELDE VRAGEN MET BETREKKING TOT DE WONINGBOUW, SPE
CIAAL DE FLATBOUW IN DE GEMEENTE BREDA.
De VOORZITTER: Dames en heren. U weet dat de heer America
de raad bij een schrijven van 20 september heeft gevraagd of hij een in
terpellatie mocht houden en de raad heeft daar op 27 september mee in
gestemd. De beantwoording van de gestelde vragen zal van de zijde van
het college door wethouder Van Dun geschieden en ik stel mij voor dat
daarna op de gebruikelijke wijze twee termijnen voor de raad beschik
baar zullen zijn. Ik meen in dit verband als voorzitter van de raad één
opmerking te mogen maken, en wel de volgende: in overleg met uw raad
is bepaald dat het integrale probleem van Breda-Noord nog in de loop van
dit jaar -- waarschijnlijk in december -- op tafel zal komen en daarbij
komen vanzelfsprekend vele van de genoemde vraagstukken aan de orde.
Op grond daarvan zou dit debat misschien enigermate kunnen worden be
perkt.
Wethouder VAN DUN: Ik heb van u begrepen dat de vragen van de
heer America binnen de context van uw opmerkingen door het college
beantwoord zullen worden en ik hoop dat de raad ermee akkoord gaat
dat ik dit doe aan de hand van de brief, die op 20 september van de heer
America is binnengekomen. Hij schrijft in zijn brief dat hij over een aan
tal gegevens beschikt, waarvan de twee meest belangrijke de volgende
zijn. Hij weet -- en nu citeer ik hem -- "dat de gezamenlijke woning
bouwverenigingen in Breda hebben besloten geen flats meer te bouwen
in Breda en zeker ook niet in Breda-Noord". Vervolgens citeer ik in de
tweede plaats: "Momenteel staan er in Breda, ondanks het grote woning
tekort, veel flats leeg. Nu is het dan ook blijkbaar niet langer financieel
en economisch verantwoord meer flats te bouwen". Voorbijgaande aan
de laatste zin, die geen informatie geeft maar meer een persoonlijke
constatering van de heer America is, meen ik dat ik, wanneer de heer
America vraagt of het college de bovenstaande informatie onderschrijft
of dat nadere nuancering noodzakelijk is, in grote lijnen kan zeggen dat
de informatie van de heer America niet juist is, althans dat die informa
tie niet correspondeert met de feitelijke situatie. Ingaande op zijn eer
ste opmerking, waarin hij stelt dat de gezamenlijke woningbouwvereni
gingen in Breda besloten hebben geen flats meer te bouwen in Breda en
zeker niet in Breda-Noord, mag ik de raad vertellen -- en dit wil ik straks
nog in een bepaalde context plaatsen -- dat in de laatste vergadering van
het gemeentebestuur met het permanent contactorgaan -- dat is het ge
zamenlijk overleg van de drie woningbouwverenigingen -- gesteld is dat
de drie woningbouwverenigingen om hen moverende redenen niet verder
willen participeren in de randbebouwing van het winkelcentrum Hoge
Vucht. Dat betekent dat er zeker niet gesteld is door de woningbouwver
enigingen dat zij geen medewerking willen verlenen in verband met het
realiseren van hoogbouw in Breda, want het gaat alleen om de randbe
bouwing van het winkelcentrum Hoge Vucht. In de genoemde bijeen
komst hebben de woningbouwverenigingen een naar hun smaak duidelijk
inzicht gegeven in de momentele verhuurbaarheid van de flats en ik moet
u zeggen dat de informatie, die toen van de kant van de woningbouwver
enigingen is gekomen, ons wat overviel en bovendien te weinig genuan
ceerd en te weinig gemotiveerd was om op dat moment een duidelijke
beleidslijn daaruit te kunnen concluderen. Het is wel zo dat ik, op ba-