18 OKTOBER 1973 861 ken, waardoor zij zelf kennis hadden kunnen nemen van de over en weer uitgewisselde geschriften. Ik neem aan dat de directeur-generaal niet zomaar een briefje schrijft naar de gemeente Breda, maar dat hij daar een duidelijke reden voor zal hebben en van die reden is mij in de be antwoording heel weinig gebleken. Om te beginnen zou ik op een aantal dingen in hun totaliteit wil len reageren. Persoonlijk heb ik de overtuiging dat nu -- voor zover de vragen beantwoord zijn -- duidelijk wordt dat wij in het verleden een aantal beslissingen hebben genomen dat wij niet hadden moeten nemen. Deze beslissingen waren gebaseerd op motieven, waar nu de fundamen ten van komen te vervallen en met verbijstering neem ik er dan ook ken nis van dat wethouder Van Dun durft te stellen dat het college zonder meer doorgaat met het realiseren van de plannen. Als zodanig ben ik van mening dat het bijzonder weinig zin heeft op details in te gaan en zou ik mijn collega-raadsleden willen vragen of ook zij van mening zijn dat --nu zich dergelijke fundamentele veranderingen hebben voorge daan -- de motie, die ik het vorig jaar november heb ingediend om te komen tot een fundamentele discussie over deze aangelegenheid, op nieuw aan de orde moet komen, dat wij opnieuw moeten gaan praten en dat wij op zijn minst de besluiten, die de gemeenteraad genomen heeft op grond van destijds voorhanden zijnde motieven en die op dit moment zeker niet meer gelden, opnieuw moeten gaan bezien na een bevriezingsperiode. Ik heb het al vaker gezegd: Breda heeft mijns in ziens geen behoefte meer aan flats, er zijn al te veel flats en wij heb ben zeker geen behoefte aan meer flats in Breda-Noord. Als zodanig wil ik mijn collega-raadsleden heel uitdrukkelijk vragen niet zomaar gezellig te blijven babbelen, maar duidelijk tot een uitspraak te komen. Ik hoop dat wethouder Van Dun ons meer informatie kan verschaffen over de vraag, waarom de directeur-generaal een dergelijke brief geschreven heeft. In hoeverre is dit gebaseerd op de discussies die gevoerd worden naar aanleiding van het rapport "Leefbaarheid Hoge Vucht"? Bestaat er een relatie? Wordt deze in de bedoelde brief genoemd? Mocht dit het geval zijn, dan moeten wij deze aangelegenheid serieus nemen en niet "doordrammen", zoals de heer Sandberg in een tweede interpellatie stelt. Ik heb hier de indruk dat er koste wat kost "doorgedramd" moet worden en naar mijn smaak is dat geen vorm van beleid voeren. Ik acht deze vragen zó fundamenteel, dat ik in deze instantie niet op details wil ingaan. Mevrouw PAULUSSEN: Ik wil graag ingaan op verschillende pun ten, die de wethouder in antwoord op de vragen van de heer America naar voren heeft gebracht. In eerste instantie kom ik dan bij de brief van de directeur-generaal en het is mij niet helemaal duidelijk wanneer, waar en voor wie deze brief ter visie heeft gelegen. Het is voor mij on begrijpelijk dat een raadslid, dat aan de afdeling interne zaken vraagt deze brief ter inzage te mogen hebben, ten antwoord krijgt dat de brief niet openbaar ter visie heeft gelegen en ik concludeer daaruit dat in die brief inderdaad andere dingen moeten staan dan wethouder Van Dun nu gezegd heeft. Ik had de brief willen hebben om goed voorbereid te zijn, maar ik héb de brief niet gekregen en ik heb ook niet de indruk dat de directeur-generaal een geheime correspondentie met het college onder houdt. Als dit wel het geval is, zou ik dat graag van de wethouder ver nemen. Als wij toch over de directeur-generaal praten lijkt het mij bijzon der belangrijk dat, in verband met het gesprek dat de wethouder over en kele weken met hem gaat voeren, de notulen van de raadsvergaderingen van 19 februari en van november, alsmede de notulen van de gezamen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 861