m 18 OKTOBER 1973 863 gevens bekend, want die gegevens krijgt men van de gemeente. Mij is toen gebleken dat het landelijk gemiddelde van leegstand 1, 9is, maar dat geldt natuurlijk voor alle woningen en niet alleen voor woningwet woningen, terwijl het gemiddelde in Breda op dat moment 1,7% bedroeg. Dit is weliswaar nog ver verwijderd van de 2die wenselijk geacht wordt, maar gezien het grote aantal flatwoningen in Breda bereikt men de 2{°Jo sneller dan men denkt en daar heeft men de randbebouwing beslist niet voor nodig. Het derde argument dat de wethouder op de tafel van de di recteur-generaal wil leggen wens ik dus op voorhand al te bestrijden. De wethouder heeft nog verwezen naar de zes argumenten, die ge noemd zijn in het pre-advies van februari en het is misschien toch wel aardig er één van te noemen, namelijk het derde argument: "Het over leg met de hoofdingenieur-directeur wordt moeilijker". Dat denk ik ook, want hij zal sceptisch staan tegenover de door Breda gestelde hardheid van bouwplannen, hetgeen negatief zal werken op zijn bereidheid tot de opneming van het bouwprogramma. Naar mijn mening geldt dit nog ster ker na de brieven van de directeur-generaal, hoewel van de zijde van het ministerie van Volkshuisvesting uitdrukkelijk gezegd is dat men geen bezwaar heeft tegen de realisatie van de plannen, mits Breda het eigen risico op zich neemt. Ik zou nog even duidelijk van de wethouder wil len vernemen of hij dit risico inderdaad wil lopen. Vervolgens wil ik uitvoerig -- en ik hoop dat ik daarvoor geduld van u mag vragen -- ingaan op de beantwoording over de gevolgen van deze situatie ten opzichte van onze contracten met het bouwbedrijf Wil- ma, voorheen Zebrechts. Destijds is als zesde punt door het college naar voren gebracht dat wij in moeilijkheden zouden komen als van de kant van de gemeente geen "sterkte" in deze aangelegenheid betracht zou worden, maar er is verder niet gezegd wat de consequenties zouden zijn als de plannen geen doorgang zouden vinden. Ik heb dat toen al erg be treurd en ik betreur het nu nog veel meer, want ik denk dat u intern de consequenties toch wel overwogen zult hebben en ik heb voor mijzelf ge probeerd daar een lijn in te vinden waarvan ik hoop dat de wethouder er nader op in zal willen gaan. Het komt op het volgende neer: in de raads vergadering van juni 1968 is er een contract afgesloten tussen de gemeen te en Zebrechts en dat contract had tot doel binnen bepaalde voorwaar den het winkelcentrum Hoge Vucht en de daarbij behorende randbebou wing te realiseren. Door externe oorzaken zag de N. V. Zebrechts toen geen kans de randbebouwing in de jaren 1969 en 1970 onder de oorspron kelijke voorwaarden te realiseren en Zebrechts wilde toen van het con tract af. De gemeente daarentegen wilde dat niet en stelde een tijdelij ke regeling voor, waarbij de voorwaarden voor Zebrechts werden verge makkelijkt, betaling van de rente werd opgeschort en de grondprijs con form de grondboekprijs van het jaar van uitgifte werd vastgesteld met vastlegging van een minimum totaalprijs. Daarbij stond voorop dat de verplichting tot het realiseren van de randbebouwing bleef bestaan. Per 1 januari 1973 -- dat was het tijdstip van aflopen van de tijdelijke re geling -- was de stand van zaken aldus: op 8 december 1972 heeft Wil- ma het college van de voortgang van de bouwprojecten op de hoogte ge steld en verzocht om levering van de grond, bedoeld voor de bebouwing van het totale project. Het verzoek tot levering is vóór 1 januari 1973 -- dus binnen de contractstijd -- gedaan en het college was op dat mo ment van mening dat er, gezien de plannen van Zebrechts en van de wo ningbouwverenigingen, voldoende waarborgen waren om de voortgang van de realisering van de randbebouwing met vertrouwen tegemoet te zien. Het college had op dat moment tevens het stellige vermoeden dat de motie-America, die behandeld zou worden in de raadsvergadering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 863