18 OKTOBER 1973 865 De heer SEVERENS: Ik wil een opmerking maken aangaande de toepassing van artikel 22. De vragen van de heer America zijn gesteld op 25 september en u hebt correct conform de inhoud van artikel 22 geantwoord of, indien dit niet mogelijk was, toegezegd dit in de volgen de gewone vergadering te doen. De beantwoording van de vragen duur de een half uur en de vragen zijn door de wethouder letterlijk opgele zen. Ik vraag mij echter af of een zorgvuldige behandeling van een in terpellatie op deze manier mogelijk is. Het geven van een antwoord in een half uur levert de raad alleen maar onnodig schrijfwerk op en het biedt ons niet de gelegenheid zorgvuldig op de antwoorden in te gaan, temeer daar ik begrepen heb dat een aantal officiële stukken niet ter visie heeft gelegen. Om die reden heb ik op het ogenblik geen behoef te aan de discussie deel te nemen. Ik heb u gezegd dat ik graag zou zien dat het pre-advies van het college nog dit jaar ter tafel komt, maar bij mij rijst Überhaupt de vraag, of interpellaties zoals die geregeld zijn in artikel 22 op deze concrete manier voldoende afgehandeld kunnen worden. Mijn vraag aan het college is dan ook: als de antwoorden niet dadelijk gegeven kunnen worden, kunnen zij dan in het vervolg schrif telijk aan de raadsleden worden toegezonden zodat een betere behan deling van interpellaties in de toekomst mogelijk wordt? De heer VON SCHMID: In tegenstelling tot hetgeen de heer Se- verens zojuist heeft gezegd ben ik van mening dat de interpellatie juist groot nut heeft gehad in die zin dat ik kan constateren dat het college op het ogenblik in een nogal moeilijke positie is gemanoeuvreerd door de verandering in de houding van de rijksoverheid, dat komt heel dui delijk uit het antwoord van de wethouder naar voren. Het tot nu toe ge voerde beleid werd door de wethouder in ieder geval uitgevoerd op grond van een meerderheid in de raad. Ik behoor zelf tot degenen, die de mo- tie-America gesteund hebben, dus ik betreur het dat die politiek werd gevoerd; de wethouder voerde echter de politiek van de meerderheid uit, evenals de politiek van het college. In een politiek debat richt men zich meestal tot een bepaalde wethouder, die nu eenmaal de betreffen de portefeuille beheert, maar het is toch ook wel eens goed duidelijk te stellen dat de wethouder namens het gehele college het woord voert en tot nu toe ook namens de meerderheid van de raad. Voordat ik nu verder ga, wil ik nog een opmerking maken. Ik be treur het dat de indruk is gewekt dat er gegevens worden achtergehouden en dat geldt met name voor de brief van de directeur-generaal, waarover mevrouw Paulussen heeft gesproken. Nu zag ik zojuist dat de wethouder met twee papiertjes zwaaide en ik neem aan dat dit de betreffende brie ven zijn. Ik neem ook aan dat hij er geen enkel bezwaar tegen zal heb ben dit misverstand vanavond direct uit de weg te ruimen door ons dui delijk te maken wat er precies in de brieven staat. Nu toch alles in de openbaarheid komt wat blijkbaar niet direct de bedoeling is geweest -- denk ik dat alleen nog maar volledige openbaarheid opklaring in dit geval kan brengen, en aangezien de wethouder al met de papiertjes zwaai de neem ik aan dat hij daar geen bezwaar tegen heeft. Ik heb er persoonlijk geen behoefte aan terug te grijpen naar het verleden, maar ik wil wél opmerken dat ik heel verbaasd ben over het feit, dat het college al enige tijd wist dat er veranderingen op til wa ren en dat men toch botweg het advies van de verenigde commissie, die in deze raad vergaderd zou hebben, opzij heeft gelegd. Deze commis sie heeft heel duidelijk in het kader van de motie-America advies uit gebracht en was bovendien zeer gevarieerd van samenstelling. Uit het antwoord van de wethouder blijkt dat er toch een grote kans bestaat dat de directeur-generaal in het gesprek van 24 oktober op zijn standpunt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 865