18 OKTOBER 1973 867 zou betreffen. Ddn komt de kwestie in een heel ander licht te staan en d^n zouden wij moeten besluiten de plannen weliswaar uit te voeren maar bij nieuw te realiseren objecten rekening te houden met de wensen van de overheid. Heel graag zou ik te dien aanzien een duidelijk ant woord van de wethouder ontvangen. Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Ik heb uit de woorden van de wet houder opgemaakt dat er, als de randbebouwing van de Hoge Vucht niet wordt afgemaakt, stagnatie komt in de sociale woningbouw. U hebt al enigszins aangetoond hoe u dit zou willen ondervangen, maar het fs niet te ondervangen. Denkt u dat dit ondervangen zou kunnen worden, wan neer in de randbebouwing in plaats van flats eengezinswoningen gebouwd zouden kunnen worden? Of is daar geen sprake van? Ik vraag mij af of de raad, als er geen opvangmogelijkheid is voor de stagnatie van de so ciale woningbouw, dit wel zal willen accepteren, want er zijn zeer veel mensen die op de betreffende huizen zitten te wachten. Ik laat nog in het midden of wij al of niet van hoogbouw moeten spreken, want daar heb ik ook mijn bezwaren tegen, maar er zal toch een middel gevon den moeten worden om de sociale woningbouw op de één of andere ma nier op te vangen. Er zijn nog bijzonder veel mensen die alleen maar lage huren kunnen betalen en die toch behoorlijk willen wonen en ddt is voor mij belangrijk. De VOORZITTER: Naar aanleiding van de vragen van de heer Se- verens -- hij zal het ook met mij eens zijn -- wil ik opmerken dat in gevolge het bekende artikel 22 met betrekking tot de overigens zeer uit voerige vragen van de heer America juist is gehandeld. Ingevolge de be staande reglementen moest op deze wijze geantwoord worden, daar kan niet de minste twijfel over bestaan. Wij hebben ons wel eens afgevraagd of wij in verband met het karakter van de vragen niet beter artikel 40 van het reglement van orde hadden kunnen toepassen, dan had men een schrif telijke reactie kunnen ontvangen, maar ik blijf erbij dat de afspraken van 27 september op deze wijze uitgevoerd moesten worden. Dit kan dan wat uitvoerig geschied zijn, maar dat ligt natuurlijk ook aan de vragen zelf en ik ben van mening dat wij met het reglement van orde in de hand geen andere weg op kónden gaan. Wethouder VAN DUN: Ik hoop dat u er geen bezwaar tegen hebt dat ik in uw bevoegdheden treed als ik antwoord geef aan de heer Se- verens. In de eerste plaats heb ik mijn betoog in eerste instantie niet voorgelezen, maar ik ben alleen in het bezit van een aantal aanteke ningen dat wij in het college hebben doorgesproken. In dat opzicht moet ik de heer Severens dus wederom teleurstellen. In de tweede plaats zou, als de heer Severens een parallel dreigt te vinden met het schriftelijk beantwoorden van interpellatievragen, van de kant van het college ook de vraag gewettigd zijn of de raadsleden hun vragen in eerste instantie van tevoren schriftelijk aan het college willen doen toekomen, zodat er een adequaat antwoord gegeven kan worden. Daartoe ben ik op dit moment niet in staat, maar dat heeft u al gesig naleerd. De heer America is teleurgesteld en de heer America is verbijsterd, maar met verbijstering heb ik geluisterd naar hetgeen de heer America, mevrouw Paulussen en met name mevrouw Van Nes hebben gezegd. Laat ik eerst proberen een misverstand uit de wereld te helpen; het is mij niet bekend waarom de brieven van de centrale directie van de Volkshuisves ting en Bouwnijverheid, die ik hier vóór mij heb liggen, niet aan de raads-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 867