18 OKTOBER 1973 871 voert, ben ik gelukkig niet te allen tijde bezig met hetgeen de raad op bepaalde momenten zou kunnen vragen. Wanneer ordentelijk tot het college het verzoek wordt gericht voorlopige standpunten binnenskamers te houden totdat zij duidelijk zijn geformuleerd, ben ik van mening dat wij niet stante pede naar de raad moeten gaan om mede te delen wat de woningbouwverenigingen ons verteld hebben. Het is moeilijk mijn verbijstering duidelijk over te dragen en dit zal omgekeerd ook wel voor de raadsleden gelden. Mevrouw Paulussen heeft de kritische kanttekening gemaakt dat er altijd met 3.200 woning zoekenden wordt geschermd, maar zij heeft mij dat niet horen zeggen. Mevrouw PAULUSSEN: De notulen van 19 februari spreken duide lijke taal.' Wethouder VAN DUN: Juist, 19 februari, daar gaat het nu om.' U heeft meegewerkt aan de besluitvorming om een C.R.B. op te rich ten dat zijn werk heeft moeten doen, en op 1 september zijn wij gecon fronteerd met de "uitzuivering" van het gehele woningzoekendenbestand. Inderdaad bestaat er een aantal van ongeveer 2. 000 woningzoekenden, maar dat is geen vergelijkbare situatie. Wij hebben altijd moeten reke nen met de optelsom van de ingeschrevenen van vier woningbouwvereni gingen -- drie plus de gemeente --en wij hebben gelukkig dank zij uw raadsbesluit, waarin u de mogelijkheid van een centraal registratiebu reau heeft geïntroduceerd, het vermogen dubbele inschrijvingen weg te strepen. Bovendien weten wij dat het totale woningzoekendenbestand per 1 september uit 2. 000 personen bestaat. In de gesprekken met de woningbouwverenigingen is mij ter ore gekomen dat telkenmale blijkt dat wij niet alleen praten over 2. 000 woningzoekenden in Breda -- en dan zeg ik dat er in Breda nog een kwantitatieve woningnood heerst maar dat wij ook te maken hebben met een ervaringsregel uit een niet hard te maken bestand van mensen in Breda, die willen gaan trouwen en niet ingeschreven zijn bij één van de vier woningcorporaties of het C. R. B. Ik vind dit bijzonder belangrijk, ook in het kader van de Hoge Vucht, en daarnaast moet ik u tevens zeggen dat u in het bestand de vragen mist vanuit de industriële behoefte aan woningen ten aanzien van vestigingskandidaten voor Breda. Een zeer belangrijke categorie, die door ons primair geholpen wordt, is ook niet in het bestand genoemd, namelijk de mensen die van de éne dag op de andere door de kanton rechter op straat gezet worden inzake de uitvoering van de Wet op de Huurliberalisatie. Bij verkoop van bepaalde woningen kan men dan ge woon zeggen: "Gaat u maar weg.'"; dit zijn de bekende volksgevallen, waarvan u weet krachtens het u medegedeelde in de nota huisvesting dat zij primair door de gemeente geholpen worden. Zij worden niet in het bestand genoemd, maar het is op het ogenblik de grootste zorg van de vier woningcorporaties om de betrokkenen van de éne op de andere dag onder dak te brengen. Hiermee moet u naar mijn mening duidelijk rekening houden, wanneer u spreekt over een X aantal geregistreerde wo ningzoekenden. Dan maakt mevrouw Paulussen een bijzonder merkwaardige op merking: "U had de leegstand moeten voorzien want in uw beleid moet u vooruitzien". Ik heb u verteld dat wij weten dat er een leegstand in Breda is, maar dat deze leegstand niet te kwantificeren is. Wij hebben alleen de wetenschap dat de gemeente met 10. 000 woningen geen leeg stand heeft, dat Sint Jozef geen leegstand heeft, dat de Algemene geen leegstand heeft en dat Sint Laurentius een aanvraag heeft ingediend voor 9 etagewoningen en 4 eengezinswoningen. Daarmee wil ik niet zeggen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 871