18 OKTOBER 1973 879 gen. Wij hebben de vorige maand heel uitdrukkelijk om de brieven ge vraagd en daar is "neen" op geantwoord, hetgeen ons bijzonder heeft gehinderd bij de voorbereiding van de interpellatie. Als er verder wordt gezegd dat er niets nieuws in de brieven staat, moet ik wijzen op het ci taat dat ook de heer Von Schmid al genoemd heeft. Wethouder VAN DUN: Wanneer heb ik gezegd dat er niets nieuws in deze brieven staat? De VOORZITTER: De heer America wijst op een citaat? Mevrouw PAULUSSEN: U hebt alleen die passage niet genoemd in eerste instantie.' De heer AMERICA: De passage, die ook de heer Von Schmid heeft voorgelezen, is door de heer Van Dun in eerste instantie niet zo duide lijk naar voren gebracht als dat in de brief van 10 mei het geval is. Ik doel op het feit dat "via de pers gebleken is.etc. Een heel essenti eel punt is dat men op rijksniveau blijkbaar meer luistert naar de veront rusting die in Breda via de pers geuit wordt dan het college, want dit wordt ook vanavond nog ontkend. Het is voor mij totaal onbegrijpelijk hoe het mogelijk is dat de woningbouwverenigingen zeggen dat het niet alleen om de premie gaat, maar ook om hun visie op dit moment .inza ke de behoefte aan leegstand. Als wethouder Van Dun dan ook zegt dat er geen enkel fundament wegvalt, suggereert hij dat het om de subsidie kwestie gaat, maar het gaat hier om een veel fundamentelere kwestie dan de subsidie. Het gaat hier inderdaad om de sociale woningbouw, waar ook mevrouw jager op wijst, en blijkbaar verstaan wij onder dat begrip iets totaal anders. Een groot aantal mensen is van mening niet als mens te kunnen verblijven in een deel van de sociale woningbouw, die wij op het moment realiseren. DSt is het probleem: wij creëren kubieke meters beton en zeggen dat mensen daarin nu en straks gelukkig kunnen zijn, terwijl op het landelijk congres dat deze week in Utrecht is gehouden dui delijk is geworden dat wij meer dan genoeg flats hebben. Dit blijkt ook uit allerlei andere landelijke onderzoeken; maximaal 20% van de Neder landers wil in flats wonen, terwijl in Breda-Noord ongeveer 50% in flats moet gaan wonen. Er is dus duidelijk sprake van wanverhoudingen en het gaat om de behoefte van de bevolking van Breda, die niet bevredigd kan worden door de huidige zogenaamde sociale woningbouw die ik meer a- sociaal dan sociaal vind. Als zodanig vraag ik mij af, als wethouder Van Dun zegt dat het winkelcentrum Hoge Vucht prachtig gelegen is en dat in de nieuwe flats gedifferentieerde woningbouw gerealiseerd zal worden, hoe het in godsnaam mogelijk is dat mensen straks in de éénkamerwonin gen kunnen gaan verblijven, die gepland zijn in de flats aan de Roeselare- straat. Wij gaan voor 50-75 jaar bepalen dat mensen gelukkig moeten zijn in éénkamerflats en wij doen dan alsof ddt sociale woningbouw is. Op dit moment kan men al niet in één ruimte leven, want dan kan men net zo goed naar de Koepel gaan.' Wij hebben inderdaad een volkomen andere opvatting over de sociale woningbouw, die nu voor de toekomst gerealiseerd moet worden en waar wij straks gelukkig in moeten zijn. Al les wordt in steen en beton voor 75 of misschien zelfs voor 100 jaar vast gelegd en daarover moeten wij ons nu gaan bezinnen. Wij hebben vol doende flats, zelfs zoveel dat wij straks misschien niet meer weten wat wij ermee moeten doen als nog meer Bredanaars tot het inzicht komen dat het buiten de stadsgrenzen beter vertoeven is dan daarbinnen. Onder punt 8 heb ik gevraagd, welke consequenties zijn verbonden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 879