87
18 JANUARI 1973
zou zijn, zou ik de raad nog willen vragen of die meerdere ruimte dan
zou moeten worden besteed voor deze uitgave,, Ieder raadslid dat op de
hoogte is van het proces van woningverbetering, renovatie en groot on
derhoud dat wij in de komende zes jaar aangaan kan ik nu wel garande
ren dat er zich in dat proces een aantal incidenten zal voordoen die, met
alle begrip voor de situatie van de bewoners, eerder prioriteit in het bud
get verdienen dan deze uitgave» Ik meen dat de raad dit heel goed moet
beseffen en men zal van mij niet kunnen zeggen dat ik de raad daar nu
niet voor heb gewaarschuwd. De heer Van Duijl heeft dit aangetoond
aan de hand van de kredietoverschrijding voor het Westeinde. Ik garan
deer u dat dit nog niet de laatste zal zijn.
Vervolgens heeft de heer Van Duijl gevraagd of het nu niet onge
lofelijk onredelijk is dat de vier grote steden anders worden behandeld dan
de rest van het land. Wij kunnen hem daar wel in volgen. U weet overigens
hoe die ongelijke behandeling tot stand is gekomen: de vier grote steden -
in ieder geval geen Amsterdam en Den Haag - hebben de vergoeding eigen
handig vastgesteld op 3. 000, --, Dit besluit van de gemeenteraden heeft
in de ogen van gedeputeerde staten zoals bekend geen goedkeuring kunnen
vinden. Op rijksniveau is er toen een gesprek geweest met de vier grote
steden, dat heeft geleid tot het vaststellen van de rijksbijdrage op 2. 000, -.
Ik vermag ook niet in te zien waarom een bijdrage in de verhuiskosten in
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Utrecht hoger zou moeten zijn dan
in Breda. Om deze reden zullen wij dan ook bij het departement op deze
kwestie blijven aandringen, zodat wij de motie van de K.V.P. gaarne
overnemen en ons opnieuw tot het departement zullen wenden, niet al
leen om te vernemen wat het motief is voor dat verschil, maar ook om
tot een gelijke rechtsbedeling op dit gebied te komen.
Ik wil voorts nog een opmerking maken aan het adres van mevrouw
Van Nes, die haar visie als volgt construeert. Zij stelt dat de wijk West
einde en Vestkant eigenlijk gesloopt moest worden. Dat kon echter niet,
omdat er geen vervangende woonruimte beschikbaar was» Omdat die ver
vangende woonruimte er niet was, moest de wijk worden gerenoveerd en
daardoor zijn de bewoners gedwongen daar te blijven wonen. Dat mag een
argument geweest zijn, maar mevrouw Van Nes moet daarbij ook incal
culeren dat, zoals herhaaldelijk in gesprekken met actiecomité's enz.
is gebleken, juist in deze wijken een grote wijkgebondenheid bestaat
en dat het door de bewoners zeer op prijs wordt gesteld dat zij daar kunnen
blijven wonen»
De heer Van Duijl heeft het gehad over de risicoreserve. Ik wil daar
niet veel over zeggen, alleen dat elke relatie met de risicoreserve bij het
denken over dit voorstel natuurlijk heel prematuur is wanneer men bedenkt
dat, zoals stond in de tweede nota huisvesting, de kosten van 6 miljoen
per complex zullen worden gedekt uit de risicoreserve. Het kan de raad
uit de begrotingsbehandeling bekend zijn dat de risicoreserve niet voldoen
de is om de geraamde kosten van het groot onderhoud te dekken, zodat er
ook andere fondsen zullen moeten worden gebruikt.
De heer V an Msrkom tenslotte heeft gesproken over een verfijning
van een aantal rijksregelingen, met name die voor de individuele huur
subsidie, Juist omdat de huursubsidieregeling een rijksregeling is en geen
gemeentelijke regeling, behoort een eventuele verfijning daarvan niet in de
eerste plaats tot onze competentie, al kunnen wij er natuurlijk wel bij het
departement op aandringen. Aan de andere kant zijn twee opmerkingen
die door de raad naar voren zijn gebracht wel terecht. Ik heb herhaalde
malen gesteld met betrekking tot de renovatieproblematiek dat geen en
kele inwoner uit de wijk zou moeten vertrekken of iets niet kunnen doen
omdat er geen geld is. Een redelijke en terechte toepassing van de bij-