18 OKTOBER 1973
885
raden waren over de vraag of zij wel in beroep zouden gaan. Wij heb
ben de desbetreffende stukken twee dagen ter visie gekregen. Dit alles
gebeurt mijns inziens in een sfeer waarin inderdaad sprake is van wan
trouwen. Ik heb gevraagd of wij een fotocopie konden krijgen van het
besluit van gedeputeerde staten, maar het college heeft daarop niet
eens antwoord gegeven: het kondigt slechts aan dat men het beroepschrift
kan komen bekijken aangezien het ter visie gelegd zal worden. Die aan
kondiging werd overigens op 15 oktober gedaan, terwijl het beroepschrift
al op 4 oktober naar de Koningin was gezonden.
Over dit onderwerp wil ik verder kort zijn. Ik dien thans een mo
tie in die tot strekking heeft het beroep in te trekken en die ik aan de
raad wil voorleggen.
De VOORZITTER: De heer Sandberg heeft een motie ingediend
naar aanleiding van zijn interpellatie, die overigens nog beantwoord
moet worden. Ik meen dat wij ons er zeer goed van bewust moeten zijn
dat de motie betrekking heeft op iets dat zich reeds voltrokken heeft;
ik neem aan dat de heer Sandberg dat weet. De motie kan hoogstens
een voornemen van de raad uitspreken waarvan eigenlijk gezegd kan
worden -- hoezeer de heer Sandberg dat ook zal betreuren -- dat het
geen enkel effect meer heeft. Ik neem aan dat de heer Sandberg zijn
motie in stemming wil brengen en ik geloof dat er nauwelijks gelegen
heid is hem dat te verhinderen.
De heer SANDBERG: Zou u de motie willen voorlezen? Dat heb
ik namelijk zelf niet gedaan. Het zal de raad als de motie is voorge
lezen duidelijk zijn dat er vanavond over gestemd moet worden. Als
de stemming de volgende maand plaatsvindt is dit volkomen zinloos.
De VOORZITTER: Ik zal de motie direct voorlezen, maar is er
nog met u te praten in deze zin, dat uw motie ook bij de beantwoor
ding van de vragen betrokken kan worden?
De heer SANDBERG: Ik ben niet degene, die weigert vanavond de
vragen te beantwoorden, dat bent Ik wil in ieder geval dat mijn mo
tie vanavond in de raad in stemming komt.
De VOORZITTER: Ik stelde u een vraag, die u blijkbaar niet over
neemt. U wenst dus dat de motie in stemming komt, hoewel dit eigen
lijk geen effect meer kan hebben, en als zodanig zal ik nu overgaan tot
het voorlezen van de motie:
"De raad van Breda, in vergadering bijeen op 18 oktober,
gehoord de discussie rond de taxiverordening van Breda,
overwegend dat het college van gedeputeerde staten deze veror
dening niet heeft goedgekeurd,
dat het college van gedeputeerde staten hiervoor een groot aan
tal motieven heeft aangevoerd,
dat een aantal van deze motieven ten tijde van de besluitvor
ming op 15 maart bij de raad niet naar voren is gekomen,
is van mening:
a. dat het college onverstandig is geweest door niet eerst de ge
meenteraad te raadplegen alvorens in beroep te gaan bij de
Kroon;
b. dat dit beroep wederom tot onnodig gezichtsverlies zal leiden,
waardoor de indruk zou kunnen ontstaan dat de raad van Breda
besluitvorming te lichtvaardig benadert,