89 18 JANUARI 1973 Plaatsen wij dit tegen de achtergrond van het betoog van mijn collega, waau.it blijkt dat ons inzake woningverbetering en renovatie nog een zware opgave te wachten staat, die van ons zal vergen dat wij die in bouwen in het budget en/of dat wij de reserve daarvoor gebruiken, dan moeten wij zeggen dat het inzetten van zowel de post onvoorzien als de algemene reserve moet worden ontraden. De heer SPANIER: Het moet mij van het hart dat het mij toch een beetje spijt dat deze opmerkingen van de heer Broeders nu pas komen. Wij krijgen nu plotseling een hele vloed van getallen voorgeschoteld en het is onmogelijk daar nu al schrijvende en luisterende meteen een conclusie uit te trekken, laat staan dat er nog enig overleg in de fractie mogelijk is. Ik zal het kort houden. Het verzoek dat ik in eerste instantie al heb geuit en dat in feite wat ruimer was gesteld dan de vragen in de brief van 13 januari, heb ik ondergebracht in een motie die ik bij dezen aan u wil voorleggen met het verzoek die in stemming te brengen. De motie is voldoende ondersteund. De heer VAN DUUL: Ik wil graag even een misverstand uit de weg ruimen. Ik meen dat ik in mijn betoog heb beweerd dat de grote bedragen die nodig zijn voor de renovatie juist uit de risicoreserve moeten komen. De wethouder heeft mij op dat punt blijkbaar verkeerd begrepen. Voorts heb ik met grote aandacht geluisterd naar de cijfers die wethouder Broeders ons heeft verschaft. Ik zou het college willen vragen om, wanneer het een bezoek aan het departement brengt, deze cijfer reeks te,plaatsen tegen de achtergrond van de motie, omdat door deze cijfers de huidige financiële situatie van de gemeente Breda duidelijk wordt geïllustreerd. De heer CRUL: Ik wil nog even terugkomen op de risicoreserve, die het college steeds angstvallig vermijdt te bespreken, want de wet houder van openbare werken is er eigenlijk een beetje omheen gelopen en de wethouder van financiën is er helemaal niet op ingegaan. Mijns inziens kan er met de risicoreserve ook wel iets anders worden gedaan dan het dekken van exploitatietekorten en het doen van onvoorziene kapitaals uitgaven, Volgens de regels die daarvoor zijn gesteld is het namelijk mo gelijk dat, wanneer een bepaald bedrag aan risicoreserve is bijeengebracht, jaarlijkse toevoegingen daaraan achterwege blijven. Daar gaat het in we zen natuurlijk om, want als die toevoegingen achterwege kunnen blijven, kunnen de bedragen daarvan gewoon aan de algemene dienst worden toegevoegd. Op die manier zou het weer mogelijk zijn om, hoewel het geld in feite be doeld is voor de risicoreserve, voor zaken als waarvoor wij nu pleiten een uitgave te doen. De wethouder van openbare werken zegt dat wij 6 mil joen uit de risicoreserve nodig hebben voor groot onderhoud en dat er daar naast in komende jaren nog vele andere uitgaven moeten worden gedaan. Hij geeft echter niet aan welke, In de risicoreserve is een bedrag van on geveer 12 miljoen aanwezig en hij noemt 6 miljoen, dan is er dus al tijd nog de helft over. Hij stelt dat er elders andere fondsen zullen moeten worden aangeboord, maar als ik de woorden van wethouder Broeders goed heb begrepen, hebben wij helemaal geen fondsen meer. Ik zou dus niet weten waar het vandaan moét komen. Ik zou dan ook een duidelijk antwoord willen hebben over de mogelijkheden van de risicoreserve, ook met betrek king tot ons verzoek om 80. 000, -- extra beschikbaar te stellen voor de herinrichtingskosten. Misschien is dit een technische kwestie waarop geen antwoord kan worden gegeven, maar daarom hebben wij ook onze motie ingediend, opdat een en ander later nog eens goed kan worden onderzocht. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Met de heer Spanjer ben ik van mening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 89