904 22 OKTOBER 1973 dat het gewestelijk arbeidsbureau het accent wat meer op dit aspect is gaan leggen. In overleg met het bedrijfsleven is een begin gemaakt met het regelmatig registreren van de openstaande vraag naar arbeidskrach ten. Wij willen in dit verband het college in concreto voorstellen dat de beide wethouders de heren Van Graafeiland en De Raaff -- de laat ste als voorzitter van het adviesorgaan ten behoeve van de directeur van het G. A.B. -- in samenwerking met het bedrijfsleven en vakorganisa ties tot een overleg komen om te bezien of een ondersteuning gevonden kan worden voor de taak van het gewestelijk arbeidsbureau. De wethou ders zullen hierdoor een beter inzicht krijgen in de werkelijke vraag naar arbeidskrachten. Bovendien zal er naar mijn mening en naar de mening van onze fracties meer gedaan moeten worden aan de werkelijke arbeidsbemid deling. Wordt wel voldoende gebruik gemaakt van de mogelijkheid een omscholings- of bijscholingscursus te volgen op het hier ter stede geves tigde moderne en goed uitgeruste centrum voor vakopleiding voor volwas senen? Een belangrijk aspect van deze materie is mijns inziens dat het beloningspeil in ons gewest in vergelijking met dat in de randstad lager is. Daarnaast zal het noodzakelijk zijn na te gaan in hoeverre de. gebo den arbeid past in het behoeftenpatroon van degenen die arbeid zoeken. Onder punt 8 van de nota wordt het onderwerp "industrieterrein" behandeld. Daarbij wordt onder andere gesproken over het in Breda nog aanwezige areaal van beschikbare grond. In dit overzicht past naar on ze mening zeker de in de regio nog voor industrievestiging aanwezige grond. Aangezien Breda natuurlijk als centrumgemeente van deze re gio een zelfstandig beleid moet voeren, zou het van bestuurlijk onver mogen getuigen geen rekening te houden met de regio. Dit zou boven dien onjuist zijn met het oog op de noodzaak van een juiste verdeling van de zo schaars beschikbare grond. Mijn vraag is dan ook: welke gron den zijn er op dit ogenblik in de regio nog direct beschikhaar voor in dustrievestiging? Als beleidsvoornemens stelt het college enkele punten voor waar aan ik wellicht nog enkele dingen kan toevoegen en bij sommige waar van ik een vraagteken zou willen zetten. Ad a„ De beslissing om een deel van de Haagse Beemden te ont sluiten ten behoeve van het industrieterrein vergt naar mijn opvatting een vrij hoge investering waarvan het effect pas over enkele jaren merk baar zal zijn. Breda kan echter niet langer wachten en moet daarom on- zes inziens dit gebied thans aanpakken. Het belang van deze kwestie ge doogt geen langer uitstel. Waarom komen wij niet tot een gezamenlijke aanpak van de ves tiging van industrie in ons gewest? Hierbij spelen naar mijn mening de afstanden nog nauwelijks een rol. Vele gemeenten voeren ten aanzien van industrievestiging naar onze mening een te eng en alleen op de plaats zelf gericht beleid. Wanneer leren wij nu eens over dit probleem boven- gemeentelijk te denken? Of leven wij nog steeds in de tijd van de func tionaris tot grotere eer en glorie van de plaatselijke overheid die niet geleerd heeft verder te kijken dan tot de grens van zijn ambtsgebied? Dit klinkt wellicht enigszins scherp maar laten wij bij het nemen van de beslissingen -- vooral in deze tijd waarin wij zo zuinig moeten om springen met onze middelen -- oppassen voor verspilling. Aan de punten a. t/m f. van het college zou ik een punt willen toevoegen, dat naar onze mening punt a. zou moeten zijn. Dit punt zou betrekking moeten hebben op een analyse van de aanwezige arbeidsre serve. Ik bedoel niet alleen een cijfermatige benadering, want die wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 904