22 OKTOBER 1973
913
op dit ogenblik niets anders kan worden gedaan dan wat in de beleids
voornemens is geëtaleerd en dat voorts, gelet op de flexibiliteit die is
ingebouwd, op ieder ogenblik ontwikkelingen voorzover die manifest
worden kunnen worden bijgestuurd.
De heren Van Duijl en Von Schmid hebben geconstateerd dat er
tot nu toe een enigszins passief beleid is gevoerd. Indien er al een pas
siviteit onderkend kon worden, meen ik dat vooral het huidige college
daarin duidelijk verandering heeft gebracht. Zoals men weet is verle
den jaar een apart bureau economische zaken binnen de secretarie ont
staan dat zich uitsluitend en vrijwel alleen bezighoudt met het gebeu
ren op economisch gebied en de actieve en passieve acquisitie met be
trekking tot bedrijven behartigt. Deze opmerking is tevens gedeeltelijk
een antwoord op de vraag van de heer Von Schmid welke wijzigingen
er zijn opgetreden tussen nu en vroeger in de wijze van functioneren van
de gemeente met betrekking tot de acquisitie.
Uiteraard wordt overleg gepleegd met zowel werknemers- als werk
geversorganisaties, hoewel men zich zal kunnen voorstellen dat de ge
meente in dezen een tamelijk autonome en "trekkende" functie heeft.
Het overleg met werkgevers en werknemers is slechts in zoverre van be
lang, dat de ontwikkelingen blijvend afgestemd worden op gegevens die
nog niet in cijfers zijn vertaald maar die men in Breda mag verwachten.
In het algemeen is een bedrijfsleiding niet erg scheutig met informatie
op dat gebied, zodat het bijzonder moeilijk is via de bestaande organi
saties adequate gegevens te verzamelen. Ik onderschrijf de opmerking
dat de bestaande ondernemingen in de nota vrij weinig aandacht krij
gen. De nota is onder andere geschreven op grond van de visie dat het
noodzakelijk is terzake activiteiten te ontplooien, vooral in de vorm
van het aantrekken van nieuwe bedrijven. Het onderzoek van de socio
grafische dienst heeft onder meer aangetoond dat juist deze bedrijven
voor de nodige werkgelegenheid zorgen en niet de bedrijven die reeds
lang in Breda zijn gevestigd. Dit betekent niet dat wij met de bestaan
de bedrijven geen contact onderhouden, want aan het overleg met die
bedrijven wordt vorm gegeven in het BIC, een organisatie die de raad
welbekend is en waarvan men aanstaande vrijdag weer het een en ander
zal merken. Op die manier kan, voorzover zich calamiteiten op een
zodanig tijdstip aankondigen dat er iets kan worden gedaan, daarop wor
den gereageerd.
In dit verband heb ik niet zo veel moeite met de opmerkingen van
de heer Von Schmid over de bevolkingsgroei die tot uiting komt in de
cijfers die worden genoemd in de nota over de bejaarden. Ik heb reeds
opgemerkt dat het beleid flexibel is en kan worden afgestemd op aller
lei ontwikkelingen, ook op dit gebied. Overigens wil ik de heer Von
Schmid er met klem op wijzen dat, zelfs al wordt de bevolking niet
één persoon groter, het economisch saneringsproces op zichzelf reeds
dwingt tot het aantrekken van nieuwe bedrijven, ten eerste doordat de
bestaande bedrijven voor minder werkgelegenheid zorgen en ten tweede
doordat de ontwikkelingen in groeiende mate in de richting gaan van
mechanisatie en een bedrijfsvoering die steeds kapitaalintensiever wordt,
waardoor de bedrijven voortdurend met minder personeel gaan werken.
De opmerkingen met betrekking tot de vestiging van een school
voor h. e. a.o. zullen naar ik aanneem de warme belangstelling van de
wethouder van onderwijs hebben.
Ik overzie niet geheel de mogelijkheden die de heer Van Os aan
wezig acht in verband met het omschakelen van vrouwen naar andere
beroepen, in plaats van het streven dat zij vanuit de traditionele inzet
van de dames in Breda de geschikte werkgelegenheid zullen kunnen vin-