914
22 OKTOBER 1973
den. Mij is niet bekend welke invloed het gemeentebestuur daarop kan
uitoefenen; wellicht kan de heer Van Os hier in tweede instantie nog
iets aan doen.
De heer VAN OS: Meer vrouwelijke wethouders bijvoorbeeld.'
De heer QUADEKKER: Nóg meer.'
De heer VAN GRAAFEILAND: Het kantorenpark wordt genoemd als
een mogelijkheid die op zijn minst onderzocht moet worden en de ont
wikkelingen verkeren dan ook in een dienovereenkomstig stadium, zodat
ik de heer Dees ook geen nadere gegevens kan verstrekken omtrent de
voortgang van de ontwikkelingen in dat opzicht; ik kan hem ook niet me
dedelen welke terreinen eventueel voor een kantorenpark geschikt zouden
zijn. Alvorens een dergelijke gedachte tot ontwikkeling wordt gebracht
zal eerst in Nederland en indien mogelijk ook daarbuiten moetén worden
nagegaan in hoeverre er belangstelling voor dit initiatief zou bestaan.
Uiteraard kan deze ontwikkeling alleen plaatsvinden als de micro-omstan
digheden goed zijn, hetgeen wil zeggen dat met de parkeer- en verkeers
problemen die hierdoor ongetwijfeld zullen optreden voldoende rekening
wordt gehouden, zodat naar mijn mening het centrum volstrekt is uitge
sloten als vestigingsplaats. De heer Von Schmid heeft al gezegd dat er
nog wel meer terreinen binnen de gemeente kunnen worden aangewezen
waar nauwelijks een kantorenpark kan worden gerealiseerd.
De heer Van Duijl heeft terecht gesteld dat met name de werkzoe
kenden de aandacht zullen moeten krijgen en dat het aantrekken van werk
gelegenheid daarop moet worden gericht. In de nota zijn verschillende
opmerkingen gemaakt over het selectieve beleid dat in drieërlei opzicht
wordt gevoerd. In de eerste plaats is dit de diversificatie in de bedrijfs-
categorieën die wij aantrekken, zodat de beroepsgroepen met de grootste
arbeidsreserve een zo groot mogelijke aandacht krijgen bij de acquisitie.
Eerlijkheidshalve moet ik hierbij zeggen dat wij niet zonder meer kun
nen kiezen en dat de toeloop naar Breda niet van dien aard is dat wij een
bedrijf kunnen afwijzen omdat het niet in onze kraam te pas komt. Over
het algemeen geeft een bedrijf ook niet slechts één bepaalde categorie
werkgelegenheid, maar daarbinnen kan een zekere diversiteit worden on
derkend. De maandelijkse publicaties die door de Sociografische Dienst
in dit opzicht het licht zien trachten toch enige richting aan het werk te
geven.
De heer Von Schmid is van een kleine gedachtenfout uitgegaan toen
hij stelde dat wij Breda propageren als een schone stad en dat dit in rela
tie zou staan tot het kleinere bedrijf, want dit laatste is niet het geval.
Bij het selectieve beleid richten wij ons wel op het kleinere bedrijf,
maar u moet hierbij niet denken aan een loodgietersbedrijf met zeven
man personeel; ik denk hierbij aan bedrijven met 200 S 300 man perso
neel. Dit zijn namelijk de bedrijven die per m2 de meeste werkgelegen
heid bieden. Een interessante vergelijking toont aan dat in de Krochten
en de Emer een gemiddelde van 300 m2 per werknemer geldt en een voor
zichtige raming geeft aan dat in het industriegebied Moerdijk één werk
nemer 2. 000 m2 in beslag neemt. Er zijn dus andere ontwikkelingen nood
zakelijk om de nodige werkgelegenheid te scheppen. Ik wil hiermee uiter
aard niet zeggen dat een dergelijk belangrijk nationaal object als het in
dustriegebied Moerdijk niet van de grond zou moeten komen, want ook
die bedrijven zullen een adequate plaats moeten vinden in Nederland.
Het is dus bepaald niet het geval dat het kleinere bedrijf in het kader
van het milieu bij voorbaat beter zou zijn dan het grotere bedrijf. Er zijn