22 OKTOBER 1973 917 omvang. In West-Brabant is met name Breda een gemeente waar in de nabijheid nog industrieën moeten kunnen worden gevestigd. Een derge lijke opmerking treft u ook aan in het rapport "Het Nieuwe West-Bra bant", waarin weliswaar een overschot wordt onderkend van het totaal aan aangelegde industrieterreinen, die zonder meer op de verkeerde plaatsen liggen met als gevolg dat de ontwikkeling daarvan bijzonder moeilijk verloopt. Die aanleg is vermoedelijk ingegeven door een over schatting van eigen kunnen en eigen groeimogelijkheden. De heer Van Os heeft gevraagd waar het geld vandaan zal komen. Wat betreft de ontwikkeling van industriegebieden verkeren wij in de prettige omstandigheid dat dit een "seif-supporting"-aangelegenheid is. De vraag had eigenlijk moeten luiden hoe deze aangelegenheid wordt gefinancierd. U weet dat er al aanzienlijke gedeelten van het industrie gebied de Haagse Beemden zijn aangekocht. Wethouder Van Dun is hier van beter op de hoogte dan ik, maar dit is alleen een vraagstuk van fi nanciering dat geen budgettaire lasten met zich meebrengt, omdat die terreinen zichzelf plegen te betalen. De heer Crul heeft nog aangeduid dat het standpunt van zijn frac tie in dezen geen betrekking heeft op het woongebied" van de Haagse Beemden, De leden van de commissie voor economische zaken hebben eenzelfde standpunt ingenomen bij de beoordeling van dit voorstel. Het moet inderdaad mogelijk zijn de procedure met betrekking tot de ontwikkeling van het industriegebied zodanig op te zetten dat even tuele vertragingen zoveel mogelijk worden vermeden. Op de opmerkingen van de heer Van Duijl over de analyse van de aanwezige arbeidsreserve ben ik reeds ingegaan. Ik zal trachten het belang van de nota voor de heer Van Os wat te vergroten door een uitleg te geven van het in punt 3 b gestelde. Daar staat eigenlijk dat wij momenteel de functie van centrumgemeente ver vullen, namelijk als werkgelegenheidscentrum voor de randgemeenten die ik zojuist heb genoemd, dus de P. T. T. -gemeenten en Nieuw-Gin- neken. Wij zullen een snellere werkgelegenheidsgroei alleen nastreven voorzover De heer VAN OS: Sneller dan wat? Wethouder VAN GRAAFEILAND: Sneller dan de autonome ontwik keling van de gemeente Breda nodig doet zijn voorzover dit door de ont wikkeling van de randgemeenten noodzakelijk is. Indien dit niet noodza kelijk is blijven wij bij het uitgangspunt in de nota, namelijk het hand haven van de werkgelegenheidsfunctie. Het is mij niet bekend waarom twaalf bedrijven Breda hebben ver laten. Naar mijn mening is het gebrek aan industrieterreinen hiertoe wel een belangrijke bijdrage geweest en ik hoop dat deze ontwikkeling zo spoedig mogelijk tot een einde zal worden gebracht. Ik onderschrijf de opmerking van de heer Dees dat wellicht de se lectieve regelingen die voor de randstad gaan gelden een grotere trek in de richting van Breda mogelijk kunnen maken. Wij zullen hiertoe in derdaad alle kanalen open zetten. De Raad voor de Werkgelegenheid is ook in de commissie ter spra ke geweest. Ik heb toen gezegd dat het mij zinvol leek de heer De Wildt of zijn plaatsvervanger de heer Jansen in de commissie uit te nodigen voor een gesprek en het geven van een toelichting op het gehele terrein van or ganisaties die zich op provinciaal, regionaal en gewestelijk niveau be zighouden met de werkgelegenheidsproblematiek. Wij kunnen dan tevens bezien in hoeverre de Raad voor de Werkgelegenheid daarin een bijdrage

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 917